ECLI:NL:HR:2022:219
Hoge Raad
- Artikel 80a RO-zaken
- Rechtspraak.nl
Verzoek tot herziening van een eerder arrest van de Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad der Nederlanden op 18 februari 2022 uitspraak gedaan in het kader van een verzoek tot herziening van een eerder arrest. Het verzoek tot herziening was ingediend door [X] te [Z], hierna aangeduid als belanghebbende. Dit verzoek was gericht tegen het arrest van de Hoge Raad van 7 mei 2021, met nummer 20/03322 en ECLI:NL:HR:2021:719. De Hoge Raad heeft het verzoek tot herziening beoordeeld en de procureur-generaal bij de Hoge Raad kreeg de gelegenheid om een advies uit te brengen over de ontvankelijkheid van het verzoek.
Na beoordeling is de Hoge Raad tot de conclusie gekomen dat het verzoek tot herziening duidelijk niet kan slagen. Daarom heeft de Hoge Raad besloten om het verzoek zonder verdere motivering niet-ontvankelijk te verklaren, zoals voorzien in artikel 80a van de Wet op de rechterlijke organisatie. De Hoge Raad heeft ook geen aanleiding gezien om een veroordeling in de proceskosten uit te spreken.
De beslissing van de Hoge Raad is openbaar uitgesproken en is genomen door de raadsheer E.N. Punt als voorzitter, samen met de raadsheren E.F. Faase en J.A.R. van Eijsden, in aanwezigheid van de waarnemend griffier E. Cichowski.