Uitspraak
1.Verzoek om veroordeling in de proceskosten
Belanghebbende, vertegenwoordigd door S.M. Bothof, heeft een verweerschrift ingediend.
De Staatssecretaris heeft nadien het beroep in cassatie ingetrokken.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 8 september 2023 uitspraak gedaan op een verzoek van belanghebbende, vertegenwoordigd door S.M. Bothof, om de Staatssecretaris van Financiën te veroordelen in de proceskosten die zijn gemaakt in verband met een beroep in cassatie. De Staatssecretaris had eerder beroep in cassatie ingesteld tegen een uitspraak van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, maar trok dit beroep later in. Belanghebbende verzocht de Hoge Raad om de Staatssecretaris te veroordelen tot vergoeding van de kosten voor beroepsmatig verleende rechtsbijstand, berekend volgens het Besluit proceskosten bestuursrecht.
De Hoge Raad heeft het verzoek beoordeeld en vastgesteld dat belanghebbende recht heeft op vergoeding van de proceskosten. De Hoge Raad baseerde zich op de gegevens uit het procesdossier en de door partijen verstrekte informatie. Bij de berekening van de vergoeding voor rechtsbijstand werd uitgegaan van de waarde per punt zoals neergelegd in het Besluit, met inachtneming van de tekst die geldt vanaf 1 januari 2023.
Uiteindelijk heeft de Hoge Raad de Staatssecretaris van Financiën veroordeeld tot betaling van € 1.674 aan belanghebbende voor de gemaakte proceskosten in het cassatiegeding. Dit arrest is openbaar uitgesproken door de vice-president en twee raadsheren, en is een belangrijke uitspraak in het bestuurs- en belastingrecht.