Uitspraak
1.Geding in cassatie
De Advocaat-Generaal P.J. Wattel heeft op 21 februari 2022 geconcludeerd tot ongegrondverklaring van het beroep in cassatie. [2]
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 8 december 2023 uitspraak gedaan in het cassatieberoep van de Staatssecretaris van Financiën tegen [X] B.V. De zaak betreft de vennootschapsbelasting en de daarbij opgelegde aanslagen voor de jaren 2012, 2013 en 2014. De Staatssecretaris heeft beroep in cassatie ingesteld tegen de uitspraak van het Gerechtshof 's-Hertogenbosch van 28 mei 2021, waarin het hoger beroep van de Inspecteur tegen een eerdere uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant werd behandeld. De Hoge Raad heeft de klachten van de Staatssecretaris beoordeeld, maar deze konden niet leiden tot vernietiging van de uitspraak van het Hof. De Hoge Raad heeft geen verdere motivering gegeven, aangezien de vragen die aan de orde waren niet van belang waren voor de eenheid of ontwikkeling van het recht, zoals bedoeld in artikel 81, lid 1, van de Wet op de rechterlijke organisatie.
De Advocaat-Generaal P.J. Wattel had eerder geconcludeerd tot ongegrondverklaring van het beroep in cassatie. De Staatssecretaris heeft schriftelijk op deze conclusie gereageerd, maar het verweerschrift van de belanghebbende werd te laat ingediend, waardoor de Hoge Raad hier geen acht op slaat. De Hoge Raad heeft ook geen aanleiding gezien om de Staatssecretaris te veroordelen in de proceskosten. Uiteindelijk heeft de Hoge Raad het beroep in cassatie ongegrond verklaard, en is er een griffierecht van € 541 opgelegd aan de Staatssecretaris van Financiën.