ECLI:NL:HR:2023:396

Hoge Raad

Datum uitspraak
21 maart 2023
Publicatiedatum
13 maart 2023
Zaaknummer
21/02815
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplegen witwassen van geldbedragen in auto’s met verwerping van verweer over vormverzuimen

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 21 maart 2023 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 30 juni 2021. De verdachte, geboren in 1993, was betrokken bij het medeplegen van witwassen van geldbedragen die in auto’s waren verborgen, zoals omschreven in artikel 420bis.1.a en 420bis.1.b van het Wetboek van Strafrecht. De verdachte heeft in cassatie verweer gevoerd over vermeende vormverzuimen, waaronder een onrechtmatige doorzoeking van de auto en het niet geven van cautie. Dit verweer was gericht op bewijsuitsluiting en strafvermindering, zoals geregeld in artikel 359a van het Wetboek van Strafvordering.

De advocaat-generaal A.E. Harteveld heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep. De Hoge Raad heeft de klachten over de uitspraak van het hof beoordeeld en geconcludeerd dat deze klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van de uitspraak. De Hoge Raad heeft in zijn beoordeling geen motivering hoeven geven, omdat de vragen die aan de orde waren niet van belang waren voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht, zoals bedoeld in artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie.

Uiteindelijk heeft de Hoge Raad het beroep verworpen, waarmee de uitspraak van het gerechtshof in stand blijft. Dit arrest is gewezen door de vice-president V. van den Brink als voorzitter, samen met de raadsheren Y. Buruma en A.E.M. Röttgering, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
STRAFKAMER
Nummer21/02815
Datum21 maart 2023
ARREST
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 30 juni 2021, nummer 21-004484-20, in de strafzaak
tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1993,
hierna: de verdachte.

1.Procesverloop in cassatie

Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft P.T.C. van Kampen, advocaat te Amsterdam, bij schriftuur cassatiemiddelen voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De advocaat-generaal A.E. Harteveld heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.

2.Beoordeling van de cassatiemiddelen

De Hoge Raad heeft de klachten over de uitspraak van het hof beoordeeld. De uitkomst hiervan is dat deze klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van die uitspraak. De Hoge Raad hoeft niet te motiveren waarom hij tot dit oordeel is gekomen. Bij de beoordeling van deze klachten is het namelijk niet nodig om antwoord te geven op vragen die van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht (zie artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie).

3.Beslissing

De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Dit arrest is gewezen door de vice-president V. van den Brink als voorzitter, en de raadsheren Y. Buruma en A.E.M. Röttgering, in bijzijn van de waarnemend griffier B.C. Broekhuizen-Meuter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
21 maart 2023.