Uitspraak
1.Procesverloop in cassatie
2.Beoordeling van de cassatiemiddelen
3.Beslissing
9 mei 2023.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 9 mei 2023 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een beslissing van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 10 augustus 2021. Het beroep in cassatie is ingesteld door de betrokkene, die werd bijgestaan door advocaat E.J.M.J. Damen. De zaak betreft een vordering tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel, gerelateerd aan wapenhandel. De betrokkene heeft in cassatie verschillende middelen ingediend, waarbij de vraag aan de orde was of het hof gemotiveerd had moeten beslissen op een onderbouwd standpunt met betrekking tot de kosten van de wapenhandel en of het hof volstond met de constatering dat de redelijke termijn in hoger beroep was overschreden.
De advocaat-generaal D.J.C. Aben heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep. De Hoge Raad heeft de klachten over de uitspraak van het hof beoordeeld en geconcludeerd dat deze klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van de uitspraak. De Hoge Raad heeft daarbij geen motivering hoeven geven voor zijn oordeel, aangezien de vragen die aan de orde waren niet van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht, zoals bedoeld in artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie.
Uiteindelijk heeft de Hoge Raad het beroep verworpen, waarmee de uitspraak van het gerechtshof in stand blijft. Dit arrest is gewezen door de vice-president V. van den Brink als voorzitter, samen met de raadsheren A.E.M. Röttgering en C. Caminada, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting.