In deze zaak heeft de Hoge Raad op 9 juni 2023 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure die was aangespannen door [de Afnemer] tegen Dexia N.V. De zaak betreft een effectenleaseovereenkomst die in 1999 was gesloten via een tussenpersoon, [A] B.V., die niet beschikte over de benodigde vergunning voor beleggingsadvies. De Hoge Raad heeft de eerdere uitspraak van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 27 juli 2021 vernietigd en de zaak verwezen naar het gerechtshof 's-Hertogenbosch voor verdere behandeling. De Hoge Raad oordeelde dat de betrokkenheid van de tussenpersoon zodanig was dat deze een gepersonaliseerde aanbeveling had gedaan, waarvoor een vergunning vereist was. Dit oordeel was in strijd met de eerdere beslissing van het hof, dat had geoordeeld dat er geen sprake was van een op de situatie van [de Afnemer] toegesneden advisering. De Hoge Raad benadrukte dat de billijkheid eist dat de vergoedingsplicht van de aanbieder in stand blijft, indien de aanbieder wist of behoorde te weten dat de afnemer advies had gekregen van een tussenpersoon zonder vergunning. De Hoge Raad heeft Dexia veroordeeld tot betaling van de proceskosten in cassatie.