ECLI:NL:HR:2023:944

Hoge Raad

Datum uitspraak
20 juni 2023
Publicatiedatum
16 juni 2023
Zaaknummer
22/00542
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplegen moord en pogingen tot moord met een volautomatisch aanvalsgeweer in Amsterdam

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 20 juni 2023 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het gerechtshof Amsterdam. De verdachte, geboren in 1984, was betrokken bij een schietincident op 13 mei 2015 in Amsterdam, waarbij hij samen met een mededader met een volautomatisch aanvalsgeweer op een slachtoffer schoot, wat leidde tot de dood van deze persoon. Daarnaast werden er ook andere personen bedreigd en geschoten op een passerende tram, waarbij kogelinslagen werden aangetroffen. De verdachte werd veroordeeld tot levenslange gevangenisstraf voor medeplegen van moord en pogingen tot moord, evenals voorhanden hebben van wapens en bedreiging. Het hof had eerder een verzoek van de verdediging om een getuige te horen afgewezen, wat door de Hoge Raad werd bevestigd. De Hoge Raad herhaalde relevante overwegingen uit eerdere arresten met betrekking tot de motiveringseisen aan getuigenverzoeken en de beoordeling daarvan door de feitenrechter. De Hoge Raad oordeelde dat het hof niet onbegrijpelijk had geoordeeld dat het horen van de getuige niet noodzakelijk was, gezien de huidige stand van zaken in het onderzoek. De Hoge Raad verwierp het cassatieberoep, waarbij ook werd opgemerkt dat de redelijke termijn voor de behandeling van de zaak was overschreden, maar dat de levenslange gevangenisstraf niet voor vermindering in aanmerking kwam.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
STRAFKAMER
Nummer22/00542
Datum20 juni 2023
ARREST
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het gerechtshof Amsterdam van 11 februari 2022, nummer 23-003074-18, in de strafzaak
tegen
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1984,
hierna: de verdachte.

1.Procesverloop in cassatie

Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft G. Spong, advocaat te Amsterdam, bij schriftuur cassatiemiddelen voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De advocaat-generaal E.J. Hofstee heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
De raadsman van de verdachte heeft daarop schriftelijk gereageerd.

2.Beoordeling van het eerste cassatiemiddel

2.1
Het cassatiemiddel klaagt over de afwijzing door het hof van het door de verdediging gedane verzoek tot het horen van de getuige [betrokkene 1] .
2.2.1
Ten laste van de verdachte is onder meer bewezenverklaard dat:
“Zaak A onderzoek Geep
1. hij op 13 mei 2015 te Amsterdam, tezamen en in vereniging met een ander, opzettelijk en met voorbedachten rade [slachtoffer 1] van het leven heeft beroofd, immers hebben verdachte en zijn mededader opzettelijk en na kalm beraad en rustig overleg, met een vuurwapen kogels in de richting van het lichaam van die [slachtoffer 1] geschoten, ten gevolge waarvan voornoemde [slachtoffer 1] is overleden;
2. hij op 13 mei 2015 te Amsterdam, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander opzettelijk en met voorbedachten rade [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] van het leven te beroven, met dat opzet en na kalm beraad en rustig overleg, meermalen, in de [a-straat], met een vuurwapen in de richting van die [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] (zich bevindende in een tram op het kruispunt van de [c-straat] en de [a-straat]) heeft geschoten, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
3. hij op 13 mei 2015 te Amsterdam, tezamen en in vereniging met een ander, een wapen van categorie II, te weten: een volautomatisch aanvalsgeweer (kaliber 7.62 x 39 millimeter) en munitie van categorie II, te weten: patronen van kaliber 7.62 x 39 mm voorhanden heeft gehad;
4. hij op 13 mei 2015 te Amsterdam, tezamen en in vereniging met een ander, [slachtoffer 4] (eigenaar [A]) en [slachtoffer 5] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, immers hebben verdachte en zijn mededader, opzettelijk dreigend een vuurwapen, op die [slachtoffer 5] gericht en een automatisch vuurwapen op die [slachtoffer 4] gericht en voornoemde [slachtoffer 4] dreigend de woorden toegevoegd: "Handen omhoog".”
2.2.2
Deze bewezenverklaring steunt op de bewijsmiddelen zoals weergegeven in de conclusie van de advocaat-generaal onder 5, waaronder bewijsmiddel 1, 3 tot en met 5, 8, 9, 12 tot en met 17 en 19, die luiden:
“1. De ter terechtzitting in hoger beroep van 10 januari 2022 afgelegde verklaring van verdachte [verdachte] .
Deze verklaring houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven:
Ik was op 13 mei 2015 met een andere man bij de shishalounge aan de [a-straat 1] te Amsterdam. Toen ik in de shishalounge kwam, heb ik direct “handen omhoog” gezegd. Ik ben in mijn buik geraakt en weet niet waar het schot vandaan kwam. Ik ben geraakt in de buurt van de in- en uitgang van de shishalounge.
Zowel mijn handlanger als ik hebben met de vuurwapens de aanwezigen in de shishalounge onder controle gehouden.
(...)
3. Een proces-verbaal van verhoor (...) van 27 mei 2015, opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaren G-120 en T-626 (doorgenummerde pag. 150005-150008).
Dit proces-verbaal houdt onder meer in als de op 27 mei 2015 tegenover deze opsporingsambtenaren afgelegde verklaring van [betrokkene 1] , zakelijk weergegeven:
Ik zat in de shishalounge en zag twee schutters binnenkomen. Een met een handwapen en een met een AK47. Ze hadden allebei een helm op. Ik hoorde dat “[betrokkene 2]” werd gezegd.
4. Een proces-verbaal van verhoor getuige van 13 mei 2015, opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [verbalisant 1], inclusief bijlagen (doorgenummerde pag. 30014-30021).
Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als de op 13 mei 2015 tegenover deze opsporingsambtenaar afgelegde verklaring van [slachtoffer 4]:
Ik ben mede-eigenaar van [A], gelegen aan [a-straat 1] te Amsterdam. Ik stond vanavond met mijn rug voor de linker gokkast. Ik zag dat een persoon de centrale toegangsdeur opende, en het halletje aan de linkerzijde van de [A] betrad. Ik zag dat de persoon in het halletje bleef staan.
Ik zag dat de persoon met een groot zwartkleurig vuurwapen met een lengte van ongeveer 50 à 60 centimeter voor me stond en tegen mij riep: “Handen omhoog”. Ik stond op een afstand van ongeveer 2 à 2,5 meter. Ik heb hem goed van voren gezien. Ik zag dat de man in het halletje bleef staan. Ik kan hem als volgt omschrijven:
- Surinaams/Antilliaanse man;
- zeer donkere huidskleur;
- ringbaardje;
- scooterhelm;
- grote zwarte schoudertas 50 a 60 centimeter lang.
Ik hoorde dat de man een Surinaams/Antilliaans accent gebruikte.
Ik hoorde plots een harde knal. Ik zag dat de man meteen naar de grond ging en begon te schreeuwen. Ik zag dag de man probeerde de zaak te verlaten. Ik ben naar de trap gelopen. In de kelder hoorde ik meerdere knallen.
5. Een proces-verbaal van bevindingen van 25 januari 2018, opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar T-385 (doorgenummerde pag. 50134-50135).
Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als relaas van deze opsporingsambtenaar:
Op 30 mei 2015 is het signalement van [verdachte] geregistreerd. Hij had toen de volgende gelaatbeharing: een baard/sik en snor.
(...)
8. Een proces-verbaal van verhoor getuige van 16 mei 2015, opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaren T-328 en T-661 (doorgenummerde pag. 30151-30153).
Dit proces-verbaal houdt onder meer in als de op 16 mei 2015 tegenover deze opsporingsambtenaren afgelegde verklaring van [betrokkene 4]:
Ik liep op 13 mei 2015 ter hoogte van de [d-straat] in Amsterdam toen ik een knal hoorde. Ik keek de kant van de knal op en zag iemand op zijn rug liggen, precies voor de deur van de [A]. Hij lag met zijn voeten richting de deur en hoofd richting de rijbaan. Hij stond op en begon te schieten.
9. Een proces-verbaal van verhoor getuige van 15 mei 2015, opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaren T-661 en T-328 (doorgenummerde pag. 3 0154 en 0155).
Dit proces-verbaal houdt onder meer in als de op 14 mei 2015 tegenover deze opsporingsambtenaren afgelegde verklaring van [betrokkene 5]:
Ik stond op 13 mei 2015 in de coffeeshop aan de [a-straat 3] naar buiten te kijken. Toen ik een knal hoorde zag ik iemand vanuit de shishalounge naar buiten vallen. Toen de man probeerde op te staan hoorde ik knallen en zag ik vuur uit het geweer komen dat de man vast had.
(...)
12. Een proces-verbaal van bevindingen betreffende een sporenonderzoek van 20 mei 2015, opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaren [verbalisant 3] en [verbalisant 4] (inclusief bijlagen pag. 80004-80074).
Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als relaas van deze opsporingsambtenaren:
Door ons zijn de volgende sporen gefotografeerd en veiliggesteld:
- een projectiel, mogelijk 9 mm, aangetroffen op de vloer van de hal van de [A] (AAD6328NL);
- een huls, voorzien van bodemstempel “17 65”, kaliber 7.62 x 39, aangetroffen op de trottoirband van het fietspad aan de even zijde van de [a-straat] (AAID6332NL);
- een huls, voorzien van bodemstempel “17 65”, kaliber 7.62 x 39, aangetroffen op de rijbaan aan de even zijde van de [a-straat] (AAID6336NL), en
- een huls, voorzien van bodemstempel “17 65”, kaliber 7.62 x 39. Aangetroffen op de rijbaan aan de even zijde van de [a-straat] (AAID6338NL).
In totaal troffen wij 17 hulzen aan waarvan 16 voorzien van bodemstempel “17 65”. Daarvan zijn 14 hulzen aangetroffen op de rijbaan van de [a-straat]. Ook is daar een stalen kern aangetroffen. Gezien het aantreffen van een stalen kern is er waarschijnlijk met verzwaarde munitie geschoten. Wij zagen beschadigingen gelijkend op schotbeschadigingen in een ruit van een filiaal van Albert Heijn aan de [a-straat]. Daarnaast zagen wij twee beschadigingen gelijkend op schotbeschadigingen op de straat voor deze ruit. In een daar langs het trottoir geparkeerde BMW zagen wij eveneens schotbeschadigingen.
Er zijn op verschillende hoogtes kogelinslagen geweest:
- in het wegdek van de rijbaan van de [a-straat]
- op een hoogte van ongeveer één meter en één meter en zestig centimeter (beide elektriciteitskast)
- op een hoogte van ongeveer één meter en zeventig centimeter (toegangsdeur van een bankfiliaal)
- op een hoogte van ongeveer twee meter en vijftig centimeter (ruit van het bankfiliaal en de naastgelegen pilaar).
13. Een proces-verbaal van bevindingen betreffende een sporenonderzoek van 14 mei 2015, opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaren [verbalisant 5] en [verbalisant 6], inclusief bijlagen (doorgenummerde pag. 80091-80111).
Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als relaas van deze opsporingsambtenaren:
In het tochtportaal van de shishalounge op het adres [a-straat 1] zagen wij aan de linkerkant van de deurpost (gezien vanaf de openbare weg) een beschadiging die wij herkenden als een mogelijke schotbeschadiging. De beschadiging bevond zich op een hoogte van 129,5 centimeter gemeten vanaf de drempel. De pinchpoint in deze beschadiging bevond zich aan de rechterzijde, wat betekent dat het projectiel enkel uit de richting van de lounge gekomen kan zijn.
14. Een geschrift, te weten een rapport van het Nederlands Forensisch Instituut, inhoudende een onderzoek naar biologische sporen en DNA-onderzoek van 3 augustus 2015, opgemaakt door drs. B.J. Blankers, NFl-deskundige forensisch onderzoek van biologische sporen en DNA (doorgenummerde pag. 80171-80174).
Dit geschrift houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven:
Het projectiel (kogel) AAID6328NL is bemonsterd. Het DNA-profiel van het celmateriaal in de bemonstering (AAID6328NL#01) matcht met de DNA-profielen in DNA-profielcluster 29178. Dit betekent dat het sporenmateriaal in dit DNA-profielcluster afkomstig kan zijn van dezelfde onbekende persoon. De matchkans is kleiner dan 1 op 1 miljard.
15. Een geschrift, te weten een rapport van het Nederlands Forensisch Instituut, inhoudende een onderzoek naar biologische sporen en DNA-onderzoek van 9 juni 2017, opgemaakt door ing. J.L.W. Dieltjes, NFI-deskundige forensisch onderzoek van biologische sporen en DNA (doorgenummerde pag. 80214-80218).
Dit geschrift houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven:
Het DNA van [verdachte] is opgenomen in de Nederlandse DNA-databank. Dit DNA-profiel matcht met de DNA-profielen in DNA-profielcluster 29178.
16. Een proces-verbaal van bevindingen betreffende een sporenonderzoek van 21 september 2015, opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaren [verbalisant 7] en [verbalisant 4] (pag. 80126- 80127).
Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als relaas van deze opsporingsambtenaren:
Door ons is het volgende spoor veiliggesteld (het hof begrijpt: in perceel [a-straat 1] te Amsterdam) verf uit een kogelgat (AAIL1718NL).
17. Een geschrift, zijnde een niet-ondertekend rapport betreffende aanvullend vergelijkend verfonderzoek van het Nederlands Forensisch Instituut van 12 november 2015, opgemaakt door ir. M.L. Hordijk (doorgenummerde pag. 80180-80188).
Dit geschrift houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven:
Op de munitie (projectiel/kogel(punt)) AAID6328NL is groene en witte verf aangetroffen. De resultaten van het vergelijkend verfonderzoek tussen de op de munitie aangetroffen groene en witte verf enerzijds en de referentieverf uit het kogelgat van het groene deurkozijn (AA1L1718NL) anderzijds, zijn waarschijnlijker wanneer de munitie (projectiel) (AA1D6328NL) met het groene deurkozijn in contact is geweest dan wanneer dit in contact is geweest met een of meer willekeurig andere groen en/of wit geverfde objecten.
(...)
19. Een proces-verbaal van bevindingen van 19 januari 2018, opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaren [verbalisant 8] en [verbalisant 4] (inclusief bijlagen doorgenummerde pag. 80219- 80238).
Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als relaas van deze opsporingsambtenaren:
Tijdens het letselonderzoek aan het lichaam van [verdachte] op 19 januari 2018 zagen wij dat het litteken op de buik zich op een hoogte van circa 114 centimeter vanaf de vloer bevond en het litteken op de rug op een hoogte van circa 124 centimeter vanaf de vloer.”
2.2.3
Het hof heeft ten aanzien van de bewezenverklaring verder het volgende overwogen:
“Feiten en omstandigheden
Het hof gaat op grond van de wettige bewijsmiddelen van de volgende feiten en omstandigheden uit.
Op 13 mei 2015 zijn rond 00:15 uur twee mannen op een scooter aangekomen bij de shishalounge ‘[A]’ aan de [a-straat 1] in Amsterdam. De mannen zijn beiden met een helm op de shishalounge ingegaan, één van hen met een handvuurwapen, namelijk een pistool, en de ander met een aanvalsgeweer.
De man met het handvuurwapen is verder de zaak ingelopen en de man met het aanvalsgeweer is bij de voordeur blijven staan in de hal. In de shishalounge is een schot gevallen waardoor de man met het aanvalsgeweer werd geraakt en op de grond is gevallen. Hij is vervolgens naar buiten gegaan de [a-straat] in, waar hij op straat meerdere kogels heeft afgevuurd. Daar bevond zich [slachtoffer 1] die zijn auto vlakbij de shishalounge tot stilstand had gebracht en was uitgestapt. De man met het aanvalsgeweer heeft meermalen in de richting van [slachtoffer 1] geschoten, die door de kogels is geraakt en op de grond is gevallen. De man met het aanvalsgeweer (hierna: de schutter) is vervolgens op hem afgelopen en heeft nog een aantal keren op [slachtoffer 1] geschoten.
De schutter is vervolgens achterop een gereedstaande scooter met bestuurder gestapt. De scooter is weggereden in de richting van de [b-straat].
[slachtoffer 1] is viermaal door kogels geraakt en is ter plaatse overleden aan zijn verwondingen.
Op het moment dat [slachtoffer 1] werd beschoten, reed een tram met enkele inzittenden over de kruising van de [c-straat] met de [a-straat]. Bij onderzoek aan de tram zijn kogelgaten aangetroffen. In totaal zijn er drie beschadigingen aan de linkerzijde van de tram geconstateerd: een ricochetbeschadiging in een plafondplaat bij de bestuurder, een doorschotbeschadiging in een ruit en een doorschotbeschadiging in de bestuurderscabine.
Er zijn 16 hulzen van het kaliber 7.62 x 39 aangetroffen, waarvan 14 op de rijbaan van de [a-straat]. Ook werd een stalen kern aangetroffen, hetgeen duidt op gebruik van verzwaarde munitie. Er zijn op verschillende hoogtes kogelinslagen geconstateerd in verschillende objecten op/aan de [a-straat].
Bij onderzoek in de shishalounge is een schotbeschadiging geconstateerd in de deurpost op een hoogte van 129,5 centimeter vanaf de drempel gemeten. In de hal van de shishalounge is een kogelpunt aangetroffen met daarop DNA van [verdachte] . Onderzoek naar de schootlijn heeft uitgewezen dat het projectiel vanuit de shishalounge is afgevuurd.
[verdachte] is tijdens de schietpartij door een kogel in zijn buik geraakt op het moment dat hij zich in de buurt van de in- en uitgang van de shishalounge bevond.
De beoordeling door het hof van feit 1
Vaststaat dat [verdachte] op 13 mei 2015 één van de twee mannen is geweest die met een zwarte helm op de shishalounge is ingegaan. Ook staat vast dat één van hen een aanvalsgeweer had en dat deze de persoon is die in de [a-straat] [slachtoffer 1] heeft doodgeschoten. De te beantwoorden vraag is of, zoals het Openbaar Ministerie stelt, het [verdachte] is geweest die het aanvalsgeweer heeft gehanteerd.
Het scenario van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft betoogd dat de man met het aanvalsgeweer de verdachte is geweest. Daartoe is gewezen op het aangetroffen DNA van [verdachte] op de kogelpunt die in hal van de shishalounge is gevonden, op de onderzoeksresultaten van de schootsbaan waaruit blijkt dat de kogel vanuit de shishalounge is afgevuurd, op het door de getuige [slachtoffer 4] afgegeven signalement van de man met het aanvalsgeweer en het daarin passende signalement van de verdachte, op de littekens in de buik en rug van de verdachte in combinatie met de hoogte van de schotbeschadiging in de deurpost, en ten slotte op het verfsporenonderzoek waaruit een verband blijkt tussen de verfsporen op de kogel met het DNA van [verdachte] en de verfsporen bij de inschotopening.
Het scenario van de verdediging
[verdachte] heeft verklaard dat hij op 13 mei 2015 in verband met een incassoklus met een ander in de shishalounge is geweest. De bedoeling was om daar degene te zoeken die geld verschuldigd was aan een ander en hem tot betalen te dwingen. [verdachte] is met een klein wapen in zijn hand naar binnen gegaan, heeft “handen omhoog” geroepen en is langs de tafels gegaan op zoek naar de betreffende persoon. Daarbij heeft hij geen naam genoemd. Zijn handlanger stond met een aanvalsgeweer bij de deur en heeft de mensen in de shishalounge onder schot gehouden. Op de vraag of het [betrokkene 2] was naar wie de verdachte op zoek was, heeft [verdachte] ter zitting in hoger beroep verklaard die naam nog nooit te hebben gehoord.
Het was druk in de shishalounge. Toen [verdachte] een schot hoorde, werd het chaotisch in de shishalounge en is hij achterwaarts richting de uitgang gelopen. Vlakbij de uitgang hoorde hij een tweede schot en voelde hij dat hij geraakt was. [verdachte] heeft binnen twee of drie schoten en ook buiten meerdere schoten gehoord. Hij heeft niemand zien schieten en ook niemand op de grond zien liggen. [verdachte] pakte buiten de scooter, waarna zijn handlanger achterop stapte en ze vervolgens zijn weggereden. Zijn handlanger bleek aan zijn been gewond te zijn geraakt.
[verdachte] heeft ter zitting in hoger beroep zijn handlanger omschreven als iets langer dan hijzelf, dreadlocks tot op de schouders en een donkerdere huidskleur dan die van [verdachte] .
De scenario's in het licht van de bewijsmiddelen
De getuige [slachtoffer 4] heeft verklaard dat de man met het aanvalsgeweer bij binnenkomst in het halletje bij de ingang bleef staan, "handen omhoog" riep en later gewond is geraakt. Hij heeft verder verklaard dat hij hoorde dat de man met een Surinaams/Antilliaans accent sprak. Hij heeft de man goed kunnen zien en omschrijft hem als een man met een Surinaams/Antilliaans uiterlijk, een zeer donkere huidskleur en een ringbaardje. Uit een proces-verbaal van 30 mei 2015 blijkt dat [verdachte] op dat moment – ruim twee weken na de schietpartij – een baard/sik had. [slachtoffer 4] heeft verklaard dat de man, nadat hij beschoten was, is gevallen en de shishalounge probeerde te verlaten, waarna [slachtoffer 4] – na naar de kelder te zijn gevlucht – meerdere knallen heeft gehoord. Dit wordt ook ondersteund door de verklaring van de getuigen [betrokkene 4] en [betrokkene 5]. Zij hebben verklaard dat zij nadat zij een knal hebben gehoord een man voor de deur van de shishalounge zagen liggen. Zij hebben gezien dat de man vervolgens is opgestaan en is gaan schieten. [betrokkene 5] heeft gezien dat de man met een geweer schoot.
De verklaring van [slachtoffer 4] wordt door [verdachte] op onderdelen bevestigd. Hij heeft immers verklaard "handen omhoog” te hebben geroepen toen hij binnenkwam en bij de in- en uitgang van de shishalounge te zijn geraakt door een kogel. Dat komt overeen met de verdere onderzoeksbevindingen in het dossier, waaronder de in de deurpost van de shishalounge aangetroffen schotbeschadiging en de hoogtes van de bij [verdachte] geconstateerde littekens. Het litteken op de buik van [verdachte] bevindt zich op een hoogte van 114 centimeter vanaf de vloer. Het litteken op zijn rug bevindt zich op een hoogte van circa 124 centimeter vanaf de vloer. In de deurpost van de hal van de shishalounge is een schotbeschadiging geconstateerd op een hoogte van 129.5 centimeter genieten vanaf de drempel. Op de vloer van de hal voor de shishalounge is de kogelpunt aangetroffen met daarop DNA-materiaal dat matcht met dat van [verdachte] . Op de kogelpunt zijn groene en witte verfsporen aangetroffen. Door het NFI is een aanvullend vergelijkend verfonderzoek gedaan tussen de verfsporen op de kogelpunt en de verfsporen in het kogelgat in de deurpost van de shishalounge. De conclusie in het rapport luidt dat de resultaten van het vergelijkend verfonderzoek waarschijnlijker zijn wanneer de munitie met het groene deurkozijn in contact is geweest dan wanneer dit contact met een willekeurig ander groen en/of wit geverfd object is geweest. Er is hiermee een verband gelegd tussen de verfsporen op de kogelpunt en de verfsporen in het kogelgat in de deurpost van de shishalounge. Gelet op de hoogtes van de verwondingen van [verdachte] acht het hof het aannemelijk dat de kogel door de buik van [verdachte] het lichaam is ingegaan, vervolgens via zijn rug het lichaam heeft verlaten en daarna de deurpost van de shishalounge heeft geraakt.
[slachtoffer 4] heeft verklaard dat hij dacht dat de persoon in zijn been was geraakt, maar dit kan gelet op de schootsbaan en in het licht van het voorgaande niet kloppen. Dat [slachtoffer 4] zich kennelijk op dit punt heeft vergist in de plek van de verwonding leidt er op zichzelf genomen niet toe dat, zoals de verdediging naar voren heeft gebracht, zijn verklaring ziet op de tweede gewapende man. [slachtoffer 4] heeft het immers slechts over één persoon die bij de deur gewond is geraakt: de man met het aanvalsgeweer. Verder heeft het hof in het dossier ook geen concrete aanwijzingen gevonden dat beide mannen door een kogel gewond zijn geraakt, noch dat [verdachte] de man met het handvuurwapen was. In het bijzonder is van belang dat geen enkele getuige heeft verklaard over een tweede persoon die is geraakt en ook de forensische onderzoeksbevindingen geven geen steun aan dit scenario. Alleen [verdachte] zelf heeft dit verklaard, terwijl deze eerst ter zitting in hoger beroep gegeven toelichting niet overtuigt. Immers, [verdachte] heeft verklaard dat hij in de drukke shishalounge na het horen van een schot achteruit is gelopen richting het portaal, bij het portaal een tweede schot heeft gehoord en daarbij voelde te zijn geraakt. In een dergelijke chaos is het moeilijk voorstelbaar dat [verdachte] achterwaarts richting de uitgang is gelopen terwijl daar volgens zijn eigen verklaring, de dreiging vandaan kwam. Vervolgens zou hij dan toevalligerwijs door een kogel zijn getroffen precies op de plek – namelijk bij de in en uitgang van de shishalounge – waarvan de getuige [slachtoffer 4] heeft verklaard dat de man met het aanvalsgeweer daar is getroffen.
Dit alles brengt het hof tot de conclusie dat het scenario dat [verdachte] het handvuurwapen heeft gehanteerd en niet het aanvalsgeweer geen steun vindt in het dossier en ook anderszins niet aannemelijk is geworden, zodat dit scenario als onaannemelijk terzijde wordt geschoven. De onderzoeksbevindingen sluiten wel naadloos aan op het scenario van het Openbaar Ministerie. Op grond van voornoemde getuigenverklaringen, de hoogte van de in de deurpost van de shishalounge aangetroffen schotbeschadiging, de op de vloer van de hal van de shishalounge aangetroffen kogelpunt met daarop DNA-materiaal dat matcht met [verdachte] , de bevindingen bij het letselonderzoek aan het lichaam van [verdachte] en de resultaten van het aanvullend vergelijkend verfonderzoek concludeert het hof dan ook dat [verdachte] de man met het aanvalsgeweer is geweest.
Opzet op de dood
Vervolgens dient de vraag te worden beantwoord of de verdachte op het moment van schieten het opzet had om [slachtoffer 1] dodelijk te treffen. [verdachte] heeft [slachtoffer 1] eerst vanaf een afstand met een aanvalsgeweer beschoten, waarna deze is gevallen. Terwijl [slachtoffer 1] op de grond lag, liep [verdachte] op hem af en heeft meerdere keren op hem geschoten. Het hof is van oordeel dat [verdachte] daarmee geen andere bedoeling had dan de dood van [slachtoffer 1] te verzekeren. Er is dus sprake van opzet op de dood van [slachtoffer 1] .
Voorbedachte raad
Het hof stelt voorop dat voor een bewezenverklaring van het bestanddeel 'voorbedachten rade' moet komen vast te staan, dat [verdachte] zich gedurende enige tijd heeft kunnen beraden op het te nemen of het genomen besluit en hij niet heeft gehandeld in een ogenblikkelijke gemoedsopwelling, zodat hij de gelegenheid heeft gehad na te denken over de betekenis en de gevolgen van zijn voorgenomen daad en zich daarvan rekenschap te geven.
Op grond van het dossier en het verhandelde ter zitting stelt het hof het volgende vast.
[verdachte] is met een handlanger zwaarbewapend op een scooter naar de shishalounge gegaan. Daarbij is het wapen dat [verdachte] bij zich had van een zeer zware categorie: het betreft een automatisch militair aanvalsgeweer. Op de [a-straat] is na het schietincident een stalen kern aangetroffen wat erop wijst dat geschoten is met verzwaarde munitie.
Beiden zijn met een helm op de shishalounge ingegaan. [verdachte] is bij de ingang blijven slaan en zijn handlanger is langs de tafels gegaan waarbij "[betrokkene 2]” werd geroepen. Uit het dossier komt naar voren dat de zoektocht gericht was op [betrokkene 2] die vlak voor de aankomst van [verdachte] en zijn handlanger uit de shishalounge was vertrokken. Aangekomen bij het tafeltje waar [betrokkene 2] had gezeten, stopte de handlanger en heeft hij met een handvuurwapen gedreigd.
Uit het dossier blijkt verder dat [betrokkene 2] eerder doelwit is geweest van een liquidatieplan. Vóór het onderhavige feit werden voorbereidingshandelingen getroffen voor een liquidatie van [betrokkene 2]. In dat verband is niet zonder betekenis dat in dat onderzoek (onderzoek 13Rooibos) DNA van [verdachte] op een geweer van het merk Zastava is aangetroffen.
Uit de gang van zaken in de shishalounge en het gebruikte automatisch militair aanvalsgeweer leidt het hof af, mede in het licht bezien van voornoemde bevindingen, dat het plan was om [betrokkene 2] te liquideren. Er bestond geen vooropgezet plan [slachtoffer 1] om het leven te brengen.
Nu het plan zag op levensberoving van een andere persoon doet de vraag zich voor of hier sprake is van voorbedachte raad. Daartoe zijn de volgende feiten en omstandigheden van belang.
Toen er werd geschoten en [verdachte] werd geraakt, is hij – kennelijk in de veronderstelling verkerend dat het schot van buiten kwam – naar buiten gegaan en heeft hij met het aanvalsgeweer op de [a-straat] op de daar aanwezige [slachtoffer 1] geschoten. Dat [verdachte] en zijn handlanger rekening hielden met een mogelijke tegenactie van [betrokkene 2] dan wel van personen in zijn omgeving, blijkt ook uit het soort wapens dat zij bij zich hadden en de eerder genoemde manier van handelen in de shishalounge. [verdachte] heeft de aanwezigen in de shishalounge bevolen de handen omhoog te doen en hen met het aanvalsgeweer onder schot gehouden terwijl zijn handlanger met een vuurwapen in de hand naar [betrokkene 2] zocht.
Hieruit kan worden afgeleid dat [verdachte] en zijn handlanger er bij de voorbereiding van hun actie rekening mee hebben gehouden dat ook tegen anderen dan [betrokkene 2] vuurwapengeweld gebruikt zou gaan worden. Daaruit volgt dat [verdachte] voldoende de gelegenheid heeft gehad om na te denken over de betekenis en de gevolgen van het gebruik van de betreffende vuurwapens, waaronder het automatisch militair aanvalsgeweer, en dat hij zich daarvan rekenschap heeft kunnen geven.
Het hof is dan ook van oordeel dat [verdachte] met voorbedachte raad heeft gehandeld en acht moord bewezen.
Medeplegen
Hiervoor heeft het hof vastgesteld dat sprake was van een vooraf besproken plan. [verdachte] en zijn handlanger zijn samen zwaarbewapend op een scooter naar de shishalounge gereden. [verdachte] is met een aanvalsgeweer bij de deur blijven staan terwijl zijn handlanger met het vuistvuurwapen langs de tafels is gegaan op zoek naar [betrokkene 2]. Nadat [verdachte] [slachtoffer 1] heeft doodgeschoten, is hij bij zijn handlanger achterop de scooter gestapt en zijn ze weggereden. Het hof stelt op grond hiervan vast dat er sprake was van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking tussen [verdachte] en zijn handlanger.
De beoordeling door het hof van feit 2
Opzet op de dood van [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3]
Op de [a-straat] heeft [verdachte] diverse schoten gelost met het aanvalsgeweer. Daarbij heeft hij voorafgaand aan het gericht schieten op [slachtoffer 1] , ongecontroleerd en in het wilde weg op de [a-straat] geschoten. Zo blijkt ook uit de in de nabijgelegen gebouwen, in het wegdek en bij een geparkeerd staande auto geconstateerde schotbeschadigingen. Er zijn uiteindelijk op de rijbaan van de [a-straat] 14 hulzen aangetroffen afkomstig van het aanvalsgeweer. Vaststaat dat enkele kogels een passerende tram raakten. In de tram zaten op dat moment de bestuurster, [slachtoffer 2] , en passagiers, onder wie [slachtoffer 3] . Er is een kogelgat geconstateerd ter hoogte van de tram bestuurster en een kogelgat in een raam aan de linkerzijde van de tram. [slachtoffer 3] heeft verklaard dichtbij de kogelinslag te hebben gezeten ten tijde van het schietincident.
Door op de openbare weg bij een kruispunt waar trams rijden op een dergelijke wijze met een automatisch militair aanvalsgeweer vele schoten te lossen, heeft [verdachte] bewust de aanmerkelijke kans aanvaard dat in de tram aanwezige personen dodelijk zouden worden geraakt. [verdachte] had dan ook opzet, in voorwaardelijke zin, op de dood van [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] .
Uit het dossier volgt niet dat zich andere personen in de buurt van de inschoten in de tram hebben bevonden, zodat de verdachte hiervan zal worden vrijgesproken.
Voorbedachte raad
Zoals hiervoor uiteengezet is het hof van oordeel dat [verdachte] en zijn handlanger er bij de voorbereiding van hun actie rekening mee hebben gehouden dat ook tegen anderen dan [betrokkene 2] vuurwapengeweld gebruikt zou gaan worden. Ze hebben de gelegenheid gehad hierover na te denken en rekening te houden met de gevolgen daarvan. Dit geldt ook ten aanzien van de traminzittenden. Dat niet specifiek is nagedacht over de mogelijkheid dat een voorbijrijdende tram met inzittenden zou kunnen worden geraakt doet hier niet aan af.
Immers, de shishalounge waar [verdachte] en zijn handlanger heen zijn gegaan met het plan om [betrokkene 2] te liquideren, bevond zich aan een weg vlakbij een kruispunt waar ook trams rijden. Bij het aanrijden hebben [verdachte] en zijn handlanger dit ook kunnen zien. Onderdeel van het plan was dat zo nodig op deze drukke locatie geschoten zou worden met het aanvalsgeweer. Naar het oordeel van het hof heeft het plan dan ook mede de mogelijkheid omvat dat de zich ten tijde van de uitvoering van het plan in de nabijheid bevindende personen, zoals de inzittenden van een voorbijrijdende tram, dodelijk zouden kunnen worden geraakt. Ook het medeplegen van poging tot moord ten aanzien van [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] is dus bewezen.
Het hof is dan ook van oordeel dat [verdachte] met voorbedachte raad heeft gehandeld en acht poging tot moord, meermalen gepleegd, bewezen.
Medeplegen
Ten aanzien van de vraag of sprake is van medeplegen heeft ook hier te gelden dat het voor beiden duidelijk was dat er mogelijk vuurwapengeweld tegen anderen zou worden toegepast. [verdachte] en zijn handlanger zijn samen op een scooter aangekomen, waren beiden gewapend en hebben in de shishalounge ieder een rol gehad. Nadat [verdachte] buiten geschoten had en daarbij de tram was geraakt, is hij met zijn handlanger op de scooter gestapt en zijn ze samen weggereden. Zijn handlanger bestuurde daarbij de scooter en [verdachte] zat achterop. Het voorgaande is in lijn met het plan. Het hof stelt op grond hiervan vast dat ook hier sprake was van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking tussen [verdachte] en zijn handlanger, die in de kern heeft bestaan uit een gezamenlijke uitvoering van het plan en het daarna gezamenlijk vluchten, zodat sprake is van medeplegen.”
2.3.1
Blijkens de aan het proces-verbaal van de terechtzitting in hoger beroep van 14 november 2019 gehechte pleitnota heeft de raadsman van de verdachte een verzoek gedaan om [betrokkene 1] als getuige te horen. Dat verzoek houdt het volgende in:
“- Horen (...) [betrokkene 1] ;
Deze personen waren aanwezig in de Shisha Lounge op het moment dat [verdachte] binnenkwam met het handvuurwapen en zijn medeverdachte bleef staan in deuropening met het aanvalsgeweer. [verdachte] heeft te kennen gegeven dat er vanuit de Sisha lounge op hem geschoten is als gevolg waarvan hij een verwonding heeft opgelopen aan buik en rug. De medeverdachte is blijkens de verklaring van [slachtoffer 4] in zijn been geraakt. De verdediging wenst de getuigen te horen omtrent hetgeen heeft plaatsgehad in de Shisha lounge, met name omtrent de kogels die zijn afgevuurd en vanuit welke hoek en door wie deze zijn afgevuurd. De te stellen vragen houden alle direct verband met de onderbouwing van de verklaring van [verdachte] zodat deze relevant zijn voor de vragen van artikel 350 Sv.”
2.3.2
Het hof heeft het verzoek tot het horen van [betrokkene 1] als getuige ter terechtzitting op 14 november 2019 afgewezen en heeft daartoe als volgt overwogen:
“Het hof acht hetgeen de verdediging ter onderbouwing van het verzoek heeft aangevoerd, onvoldoende om de noodzaak van het verzochte aan te nemen, terwijl ook overigens de noodzaak daartoe niet is gebleken.”
2.3.3
Het proces-verbaal van de terechtzitting in hoger beroep van 3 september 2021 houdt verder het volgende in:
“De voorzitter deelt voorts mede dat het hof de motivering van de afwijzende beslissingen op de getuigenverzoeken, gelet op het arrest Keskin, ambtshalve tegen het licht heeft gehouden. Het hof is van oordeel dat de beslissingen op de getuigenverzoeken in stand blijven. Wat de motivering van de afwijzende beslissingen betreft, geldt het volgende.
(...)
• Aan de beslissingen tot afwijzing van de verzoeken tot het horen als getuige van (...) en [betrokkene 1] wordt als aanvullende motivering het volgende ten grondslag gelegd.
(...)
De verklaring van de getuige [betrokkene 1] is door de rechtbank voor het bewijs gebruikt wat betreft de vaststelling dat er twee schutters waren en dat zij ‘[betrokkene 2]’ zeiden (bewijsmiddel 5). De verdachte [verdachte] heeft zelf eveneens verklaard dat er twee schutters waren. De reden om [betrokkene 1] als getuige te horen, is – zo begrijpt het hof de verdediging – om de verklaring van de verdachte te ondersteunen dat hij niet de persoon was met het aanvalsgeweer (de AK-47), maar de persoon met het pistool. Gelet op deze motivering dient de verzochte getuige in zoverre te worden aangemerkt als een getuige à décharge. Het hof ziet – gelet op de huidige stand van zaken in het onderzoek – geen noodzaak deze getuige te horen.”
2.4.1
In zijn arrest van 4 juli 2017, ECLI:NL:HR:2017:1015 heeft de Hoge Raad geoordeeld dat een tot de zittingsrechter gericht verzoek tot het horen van getuigen door de verdediging moet worden gemotiveerd. Deze motiveringsplicht houdt in dat de verdediging ten aanzien van iedere door haar opgegeven getuige moet toelichten waarom het horen van deze getuige van belang is voor enige in de strafzaak op grond van artikel 348 en 350 van het Wetboek van Strafvordering (hierna: Sv) te nemen beslissing. Aan dit motiveringsvereiste ligt ten grondslag dat de rechter in staat wordt gesteld de relevantie van het verzoek te beoordelen, mede in het licht van de onderzoeksbevindingen zoals deze zich op het moment van het verzoek in het dossier bevinden.
2.4.2
Naar aanleiding van de uitspraak van het Europees Hof voor de rechten van de mens (hierna: EHRM) in de zaak Keskin tegen Nederland heeft de Hoge Raad in zijn arrest van 20 april 2021, ECLI:NL:HR:2021:576 onder meer geoordeeld dat bij de beoordeling van verzoeken tot het oproepen en horen van getuigen door de feitenrechter, het belang bij het oproepen en horen van een getuige moet worden voorondersteld als het gaat om een getuige ten aanzien van wie de verdediging het ondervragingsrecht nog niet heeft kunnen uitoefenen, terwijl deze getuige al – in het vooronderzoek of anderszins – een verklaring heeft afgelegd met een belastende strekking. In dat geval mag van de verdediging geen nadere onderbouwing van dit belang worden verlangd (rechtsoverweging 2.9.2). Uit dit arrest volgt ook dat de rechter het verzoek om zo’n getuige op te roepen en te horen niettemin kan afwijzen, onder meer als hij tot het oordeel komt dat het (opnieuw) horen van de getuige voor de bewijsvoering van geen enkel belang zal zijn of geen toegevoegde waarde zal hebben. Dat kan zich bijvoorbeeld voordoen als de door de getuige afgelegde verklaring betrekking heeft op feiten en omstandigheden die door de verdachte niet worden betwist of als die feiten en omstandigheden door andere resultaten van het strafrechtelijk onderzoek al buiten redelijke twijfel zijn komen vast te staan (rechtsoverweging 2.9.3).
2.5.1
Het hof heeft – niet onbegrijpelijk – het verzoek tot het horen van [betrokkene 1] als getuige zo uitgelegd dat het ertoe strekt “om de verklaring van de verdachte te ondersteunen dat hij niet de persoon was met het aanvalsgeweer (de AK-47), maar de persoon met het pistool.” Daarvan uitgaande heeft het hof geoordeeld dat geen sprake is van een situatie als bedoeld onder 2.4.2, waarin – gelet op de uitspraak van het EHRM in de zaak Keskin – het belang bij het oproepen en horen van een getuige moet worden voorondersteld. Dit oordeel getuigt niet van een onjuiste rechtsopvatting en is niet onbegrijpelijk. De Hoge Raad neemt hierbij in aanmerking dat de rechtbank en het hof de verklaring van de getuige uitsluitend voor het bewijs van de tenlastegelegde feiten hebben gebruikt voor zover de verklaring inhoudt dat twee schutters de shishalounge in zijn gelopen – een schutter met een handwapen en de ander met een AK-47 – dat zij allebei een helm op hadden en dat “[betrokkene 2]” werd gezegd. Deze door het hof aan onder meer de verklaring van [betrokkene 1] ontleende feiten en omstandigheden zijn door de verdediging niet betwist. Gelet hierop faalt het cassatiemiddel voor zover het betoogt dat de beslissing tot afwijzing van het verzoek [betrokkene 1] als getuige te horen in strijd komt met de uitspraak van het EHRM in de zaak Keskin. De situatie dat de verdachte zijn ondervragingsrecht wil uitoefenen ten aanzien van een voor het bewijs gebruikte of te gebruiken, hem belastende verklaring, doet zich hier niet voor (vgl. HR 19 april 2022, ECLI:NL:HR:2022:498).
2.5.2
Het hof heeft – niet onbegrijpelijk – geoordeeld dat het door de verdediging geschetste scenario over de persoon die het aanvalsgeweer hanteerde, niet aannemelijk is geworden, waarbij het hof onder meer acht heeft geslagen op de voor het bewijs gebruikte resultaten van het forensisch onderzoek zoals weergegeven onder 2.2.2. Daarvan uitgaande heeft het hof geoordeeld dat het horen van [betrokkene 1] niet noodzakelijk is “gelet op de huidige stand van zaken in het onderzoek”. Dat oordeel getuigt niet van een onjuiste rechtsopvatting en is, mede gelet op de onderbouwing van het verzoek, waaruit ook niet blijkt waarover de verdediging deze getuige – in het licht van zijn tot de stukken behorende eerdere verklaring – nader wilde bevragen, toereikend gemotiveerd. Het cassatiemiddel faalt ook in zoverre.

3.Beoordeling van het tweede, derde, vierde en vijfde cassatiemiddel

De Hoge Raad heeft de klachten over de uitspraak van het hof beoordeeld. De uitkomst hiervan is dat deze klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van die uitspraak. De Hoge Raad hoeft niet te motiveren waarom hij tot dit oordeel is gekomen. Bij de beoordeling van deze klachten is het namelijk niet nodig om antwoord te geven op vragen die van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht (zie artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie).

4.Ambtshalve beoordeling van de uitspraak van het hof

De verdachte bevindt zich in voorlopige hechtenis. De Hoge Raad doet uitspraak nadat meer dan zestien maanden zijn verstreken na het instellen van het cassatieberoep. Dat brengt mee dat de redelijke termijn als bedoeld in artikel 6 lid 1 van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden is overschreden. Omdat de opgelegde levenslange gevangenisstraf zich naar zijn aard niet voor vermindering leent, volstaat de Hoge Raad met het oordeel dat de redelijke termijn is overschreden.

5.Beslissing

De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Dit arrest is gewezen door de vice-president V. van den Brink als voorzitter, en de raadsheren Y. Buruma en A.L.J. van Strien, in bijzijn van de waarnemend griffier H.J.S. Kea, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
20 juni 2023.