ECLI:NL:HR:2024:1089
Hoge Raad
- Cassatie
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van het beroep in cassatie wegens gebrek aan gronden
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 2 augustus 2024 uitspraak gedaan over het beroep in cassatie van belanghebbende, aangeduid als [X], tegen een eerdere uitspraak van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 27 februari 2024. Het beroep in cassatie was ingesteld tegen de uitspraak met nummer BK-ARN 22/59. De Hoge Raad heeft beoordeeld of het beroep ontvankelijk was. Hierbij werd vastgesteld dat het beroepschrift niet voldeed aan de eisen van artikel 6:5, lid 1, letter d, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), omdat het niet de vereiste gronden van het beroep bevatte.
De griffier van de Hoge Raad had belanghebbende op 18 april 2024 in de gelegenheid gesteld om het verzuim binnen zes weken te herstellen. Deze termijn eindigde op 30 mei 2024. Belanghebbende heeft echter op 26 en 28 juli 2024 brieven ingediend, maar deze waren na afloop van de gestelde termijn ontvangen. De Hoge Raad heeft daarom deze stukken buiten beschouwing gelaten en het beroep in cassatie niet-ontvankelijk verklaard op basis van artikel 6:6 van de Awb.
De Hoge Raad heeft ook overwogen dat er geen aanleiding was voor een veroordeling in de proceskosten. De beslissing van de Hoge Raad is openbaar uitgesproken en is een bevestiging van de strikte eisen die aan beroepschriften in cassatie worden gesteld.