Uitspraak
Amsterdam
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 13 september 2024 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een uitspraak van het Gerechtshof Amsterdam. De zaak betreft een beroep in cassatie van belanghebbende, vertegenwoordigd door S.J.J.G. Fernandes, tegen een uitspraak van het Gerechtshof van 10 oktober 2023, nummer 22/02338. Dit hoger beroep volgde op een eerdere uitspraak van de Rechtbank Amsterdam, nummer AMS 22/685, waarin een naheffingsaanslag in de parkeerbelasting aan belanghebbende was opgelegd.
De Hoge Raad heeft de klachten van belanghebbende over de uitspraak van het Hof beoordeeld. De Hoge Raad concludeert dat de klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van de uitspraak van het Hof. Het is niet nodig om de redenen voor dit oordeel verder te motiveren, aangezien de vragen die aan de orde zijn niet van belang zijn voor de eenheid of ontwikkeling van het recht, zoals bedoeld in artikel 81, lid 1, van de Wet op de rechterlijke organisatie.
Daarnaast heeft de Hoge Raad geen aanleiding gezien om een veroordeling in de proceskosten uit te spreken. De beslissing van de Hoge Raad is dat het beroep in cassatie ongegrond wordt verklaard. Dit arrest is openbaar uitgesproken door de raadsheer M.W.C. Feteris als voorzitter, samen met de raadsheren J. Wortel en A.E.H. van der Voort Maarschalk, in aanwezigheid van waarnemend griffier F. Treuren.