ECLI:NL:HR:2024:1386
Hoge Raad
- Cassatie
- Rechtspraak.nl
Cassatie tegen uitspraak Gerechtshof Den Haag over teruggaaf belasting personenauto's en motorrijwielen
In deze zaak heeft [X] B.V. (hierna: belanghebbende) beroep in cassatie ingesteld tegen de uitspraak van het Gerechtshof Den Haag van 24 november 2022, nr. BK-21/01008. Dit hoger beroep volgde op een eerdere uitspraak van de Rechtbank Den Haag (nr. SGR 20/5803) die betrekking had op een beschikking inzake een verzoek om teruggaaf van belasting van personenauto's en motorrijwielen. De belanghebbende werd vertegenwoordigd door A.F.M.J. Verhoeven, terwijl de Staatssecretaris van Financiën, vertegenwoordigd door [P], een verweerschrift indiende.
De Hoge Raad heeft de klachten van de belanghebbende over de uitspraak van het Hof beoordeeld. De uitkomst was dat deze klachten niet konden leiden tot vernietiging van de uitspraak van het Gerechtshof. De Hoge Raad heeft in dit geval geen verdere motivering hoeven geven voor zijn oordeel, aangezien het niet nodig was om vragen te beantwoorden die van belang zijn voor de eenheid of ontwikkeling van het recht, zoals vermeld in artikel 81, lid 1, van de Wet op de rechterlijke organisatie.
Wat betreft de proceskosten heeft de Hoge Raad geen aanleiding gezien om een veroordeling in de proceskosten uit te spreken. Uiteindelijk heeft de Hoge Raad het beroep in cassatie ongegrond verklaard. Dit arrest is gewezen door de vice-president M.E. van Hilten als voorzitter, en de raadsheren E.N. Punt en M.A. Fierstra, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier E. Cichowski, en is in het openbaar uitgesproken op 4 oktober 2024.