Uitspraak
1.Procesverloop in cassatie
2.Beoordeling van het cassatiemiddel
3.Beslissing
5 november 2024.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 5 november 2024 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een uitspraak van het gerechtshof 's-Hertogenbosch. Het beroep in cassatie was ingesteld door de betrokkene, die in deze zaak wordt aangeduid als de persoon van wie wederrechtelijk verkregen voordeel werd ontnomen. De advocaat R. Zilver heeft namens de betrokkene een cassatiemiddel ingediend. De advocaat-generaal D.J.C. Aben heeft geconcludeerd tot vernietiging van het bestreden arrest en terugwijzing naar het gerechtshof 's-Hertogenbosch voor een nieuwe behandeling van de zaak.
De Hoge Raad heeft het cassatiemiddel beoordeeld en geconcludeerd dat het middel slaagt. De niet-ontvankelijkverklaring van het hoger beroep door het hof was onterecht, omdat de rolzitting niet inhoudelijk werd behandeld en er dus ruimte was voor een inhoudelijke behandeling op een later moment. De Hoge Raad verwijst naar de redenen die zijn vermeld in een eerder arrest (ECLI:NL:HR:2024:1454) dat op dezelfde dag is uitgesproken.
De beslissing van de Hoge Raad houdt in dat de uitspraak van het hof wordt vernietigd en dat de zaak wordt terugverwezen naar het gerechtshof 's-Hertogenbosch, zodat het hoger beroep opnieuw kan worden behandeld. Deze uitspraak heeft belangrijke implicaties voor de rechtsgang in profijtontnemingszaken, waarbij de procedurele aspecten van het hoger beroep centraal staan.