Uitspraak
1.Procesverloop in cassatie
2.Beoordeling van het cassatiemiddel
3.Beslissing
22 oktober 2024.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 22 oktober 2024 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het gerechtshof 's-Hertogenbosch van 2 september 2022. De verdachte, geboren in 1978, was betrokken bij een diefstal waarbij hij op de achterbank van een auto zat tussen gestolen goederen. De vraag was of de verdachte een zodanige bijdrage had geleverd aan de diefstal dat er sprake was van nauwe en bewuste samenwerking met medeverdachten. De Hoge Raad oordeelde dat het hof onvoldoende had gemotiveerd dat de verdachte als medepleger kon worden aangemerkt. De verklaring van de verdachte dat zij mogelijk op camera's zichtbaar zou zijn geweest, werd niet voldoende geduid door het hof. De Hoge Raad concludeerde dat er geen duidelijke aanwijzingen waren dat de verdachte daadwerkelijk had bijgedragen aan de diefstal. Daarom volgde een partiële vernietiging van het arrest van het hof en werd de zaak terugverwezen naar het gerechtshof 's-Hertogenbosch voor herbehandeling van de zaak.