ECLI:NL:HR:2024:1467

Hoge Raad

Datum uitspraak
22 oktober 2024
Publicatiedatum
14 oktober 2024
Zaaknummer
22/03298
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Partiële vernietiging en terugwijzing in cassatie betreffende medeplegen van diefstal

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 22 oktober 2024 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het gerechtshof 's-Hertogenbosch van 2 september 2022. De verdachte, geboren in 1978, was betrokken bij een diefstal waarbij hij op de achterbank van een auto zat tussen gestolen goederen. De vraag was of de verdachte een zodanige bijdrage had geleverd aan de diefstal dat er sprake was van nauwe en bewuste samenwerking met medeverdachten. De Hoge Raad oordeelde dat het hof onvoldoende had gemotiveerd dat de verdachte als medepleger kon worden aangemerkt. De verklaring van de verdachte dat zij mogelijk op camera's zichtbaar zou zijn geweest, werd niet voldoende geduid door het hof. De Hoge Raad concludeerde dat er geen duidelijke aanwijzingen waren dat de verdachte daadwerkelijk had bijgedragen aan de diefstal. Daarom volgde een partiële vernietiging van het arrest van het hof en werd de zaak terugverwezen naar het gerechtshof 's-Hertogenbosch voor herbehandeling van de zaak.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
STRAFKAMER
Nummer22/03298
Datum22 oktober 2024
ARREST
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het gerechtshof 's-Hertogenbosch van 2 september 2022, nummer 20-001827-21, in de strafzaak
tegen
[verdachte] ,
geboren in [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1978,
hierna: de verdachte.

1.Procesverloop in cassatie

Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft T.E. Korff, advocaat in Amsterdam, bij schriftuur een cassatiemiddel voorgesteld.
De advocaat-generaal B.F. Keulen heeft geconcludeerd tot vernietiging van het bestreden arrest, maar uitsluitend wat betreft de beslissingen ter zake van het onder 1 tenlastegelegde, tot terugwijzing van de zaak naar het gerechtshof 's-Hertogenbosch teneinde in zoverre op het bestaande hoger beroep opnieuw te worden berecht en afgedaan, en tot verwerping van het beroep voor het overige.

2.Beoordeling van het cassatiemiddel

2.1
Het cassatiemiddel klaagt dat de bewezenverklaring van het onder 1 primair tenlastegelegde feit ten aanzien van het handelen samen en in vereniging (hierna: het medeplegen) niet uit de bewijsvoering kan worden afgeleid.
2.2
Het cassatiemiddel slaagt. De redenen daarvoor staan vermeld in de conclusie van de advocaat-generaal.

3.Beslissing

De Hoge Raad:
- vernietigt de uitspraak van het hof, maar uitsluitend wat betreft de beslissingen over het onder 1 tenlastegelegde en de strafoplegging;
- wijst de zaak terug naar het gerechtshof ‘s-Hertogenbosch, opdat de zaak ten aanzien daarvan opnieuw wordt berecht en afgedaan;
- verwerpt het beroep voor het overige.
Dit arrest is gewezen door de vice-president V. van den Brink als voorzitter, en de raadsheren Y. Buruma en A.E.M. Röttgering, in bijzijn van de waarnemend griffier S.P. Bakker, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
22 oktober 2024.