Uitspraak
1.Procesverloop in cassatie
2.Beoordeling van het cassatiemiddel
3.Beslissing
13 februari 2024.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 13 februari 2024 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure ingesteld door het openbaar ministerie tegen een arrest van het gerechtshof Amsterdam van 9 december 2021. Het hof had de verdachte vrijgesproken van mensenhandel in de zin van arbeidsuitbuiting met betrekking tot au-pairs uit Indonesië, zoals omschreven in artikel 273f van het Wetboek van Strafrecht. Het openbaar ministerie was het niet eens met deze vrijspraak en heeft cassatie ingesteld, waarbij het een cassatiemiddel heeft voorgesteld. De raadslieden van de verdachte, R.J. Baumgardt en S. van den Akker, hebben het beroep van het openbaar ministerie tegengesproken. De advocaat-generaal E.J. Hofstee heeft geconcludeerd tot vernietiging van de bestreden uitspraak, maar uitsluitend wat betreft de beslissing tot vrijspraak van het onder 1 tenlastegelegde, en tot terugwijzing van de zaak naar het gerechtshof Amsterdam.
De Hoge Raad heeft het cassatiemiddel beoordeeld en geconcludeerd dat het hof een onjuiste uitleg heeft gegeven aan het begrip “(oogmerk van) uitbuiting” zoals bedoeld in artikel 273f lid 1 van het Wetboek van Strafrecht. De Hoge Raad heeft om redenen die zijn vermeld in een eerder arrest (ECLI:NL:HR:2024:156) het cassatiemiddel gegrond verklaard. De uitspraak van het hof is vernietigd, maar uitsluitend wat betreft de beslissingen over het onder 1 tenlastegelegde en de strafoplegging. De zaak is teruggeworpen naar het gerechtshof Amsterdam, zodat deze opnieuw kan worden berecht en afgedaan. Het beroep is voor het overige verworpen.