Uitspraak
1.Procesverloop in cassatie
2.Beoordeling van het cassatiemiddel
3.Beslissing
17 december 2024.
Hoge Raad
In deze zaak gaat het om een cassatieberoep tegen een arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, dat op 18 oktober 2023 is gewezen. De verdachte, geboren in 1995, is veroordeeld voor diefstal en opzetheling. De advocaat van de verdachte, A. Darrazi, heeft een cassatiemiddel ingediend, waarin wordt geklaagd over de motivering van de opgelegde onvoorwaardelijke gevangenisstraf van één week. De advocaat-generaal, E.J. Hofstee, heeft geconcludeerd tot vernietiging van de bestreden uitspraak, maar alleen wat betreft de strafoplegging, en heeft verzocht om terugwijzing naar het gerechtshof voor een nieuwe behandeling van de zaak.
De Hoge Raad heeft het cassatiemiddel in zoverre gegrond verklaard, omdat het hof verzuimd heeft om de redenen voor de oplegging van de onvoorwaardelijke gevangenisstraf specifiek te motiveren, zoals vereist volgens artikel 359.6 van het Wetboek van Strafvordering. De Hoge Raad heeft de uitspraak van het hof vernietigd, maar alleen met betrekking tot de strafoplegging, en de zaak terugverwezen naar het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden voor een nieuwe behandeling. Het beroep is voor het overige verworpen. Dit arrest is gewezen op 17 december 2024 door de vice-president V. van den Brink, samen met de raadsheren A.E.M. Röttgering en R. Kuiper, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting.