ECLI:NL:HR:2024:411

Hoge Raad

Datum uitspraak
15 maart 2024
Publicatiedatum
14 maart 2024
Zaaknummer
23/02820
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Procedures
  • Artikel 80a RO-zaken
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatieberoep niet-ontvankelijk verklaard wegens niet slagen van klachten

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 15 maart 2024 uitspraak gedaan in het cassatieberoep van belanghebbende, aangeduid als [X]. Het beroep was gericht tegen de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep van 19 juni 2023, waarin de Centrale Raad van Beroep eerder had geoordeeld over een verzoek van belanghebbende tot vergoeding van immateriële schade wegens overschrijding van de redelijke termijn. De Hoge Raad heeft de klachten over deze uitspraak beoordeeld en de procureur-generaal bij de Hoge Raad heeft de gelegenheid gekregen om een advies uit te brengen.

Na beoordeling van de ingediende klachten is de Hoge Raad tot de conclusie gekomen dat het cassatieberoep duidelijk niet kan slagen. Gezien deze bevinding heeft de Hoge Raad besloten om het beroep zonder verdere motivering niet-ontvankelijk te verklaren, zoals toegestaan onder artikel 80a van de Wet op de rechterlijke organisatie.

Daarnaast heeft de Hoge Raad geen aanleiding gezien om een veroordeling in de proceskosten uit te spreken. De beslissing van de Hoge Raad is openbaar uitgesproken op 15 maart 2024, waarbij de vice-president J.A.R. van Eijsden als voorzitter fungeerde, samen met de raadsheren J. Wortel en A.E.H. van der Voort Maarschalk, en in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier F. Treuren.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
BELASTINGKAMER
Nummer23/02820
Datum15 maart 2024
ARREST
in de zaak van
[X] (hierna: belanghebbende),
op het beroep in cassatie tegen de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep van 19 juni 2023, nrs. 21/4201 PW en 21/04202 PW [1] , op het hoger beroep van belanghebbende tegen uitspraken van de Centrale Raad van Beroep (nrs. 18/4725 PWV en 18/5556 PW-V) betreffende een verzoek van belanghebbende om vergoeding van immateriële schade wegens overschrijding van de redelijke termijn.

1.Beoordeling van de ontvankelijkheid van het beroep in cassatie

De Hoge Raad heeft de klachten over de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep beoordeeld. De procureur-generaal bij de Hoge Raad heeft de gelegenheid gekregen een advies uit te brengen. De Hoge Raad is tot het oordeel gekomen dat het cassatieberoep duidelijk niet kan slagen. Hij zal daarom gebruikmaken van de mogelijkheid om het beroep zonder verdere motivering niet-ontvankelijk te verklaren (zie artikel 80a van de Wet op de rechterlijke organisatie).

2.Proceskosten

De Hoge Raad ziet geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.

3.Beslissing

De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie niet-ontvankelijk.
Dit arrest is gewezen door de vice-president J.A.R. van Eijsden als voorzitter, en de raadsheren J. Wortel en A.E.H. van der Voort Maarschalk, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier F. Treuren, en in het openbaar uitgesproken op 15 maart 2024.