ECLI:NL:HR:2024:552

Hoge Raad

Datum uitspraak
16 april 2024
Publicatiedatum
5 april 2024
Zaaknummer
22/01035
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging tot doodslag tijdens vechtpartij met noodweerexces

In deze zaak gaat het om een poging tot doodslag die plaatsvond tijdens een vechtpartij. De verdachte heeft het slachtoffer minutenlang tegen zijn hoofd getrapt terwijl deze bewusteloos op de grond lag. Dit volgde nadat de verdachte door het slachtoffer uit diens woning was gezet, waarbij hij zelf met een staafje op zijn hoofd was geslagen. De Hoge Raad behandelt het cassatieberoep van de verdachte, die zich beroept op noodweerexces. Het hof had eerder geoordeeld dat de acties van de verdachte, vanaf het moment dat het slachtoffer op de grond lag, niet het gevolg waren van een hevige gemoedsbeweging. De Hoge Raad bevestigt dit oordeel en oordeelt dat het schoppen van het slachtoffer niet noodzakelijk was voor zelfverdediging en niet in verhouding stond tot de aanvallen die de verdachte had ondergaan. De Hoge Raad verwerpt het cassatieberoep, waarbij ook wordt opgemerkt dat de redelijke termijn voor de behandeling van het beroep is overschreden, maar dat dit geen verdere rechtsgevolgen met zich meebrengt. De uitspraak van de Hoge Raad is gedaan op 16 april 2024, waarbij de vice-president en twee raadsheren aanwezig waren.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
STRAFKAMER
Nummer22/01035
Datum16 april 2024
ARREST
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het gerechtshof 's-Hertogenbosch van 18 maart 2022, nummer 20-002882-19, in de strafzaak
tegen
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1977,
hierna: de verdachte.

1.Procesverloop in cassatie

Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft W. Römelingh, advocaat in ’s-Gravenhage, bij schriftuur een cassatiemiddel voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De advocaat-generaal E.J. Hofstee heeft geconcludeerd tot verwerping van het cassatieberoep.

2.Beoordeling van het cassatiemiddel

2.1
Het cassatiemiddel klaagt over de verwerping door het hof van het beroep op noodweerexces.
2.2
Het cassatiemiddel leidt niet tot cassatie. De redenen daarvoor staan vermeld in de conclusie van de advocaat-generaal.

3.Ambtshalve beoordeling van de uitspraak van het hof

De Hoge Raad doet uitspraak nadat meer dan twee jaren zijn verstreken na het instellen van het cassatieberoep. Dat brengt mee dat de redelijke termijn als bedoeld in artikel 6 lid 1 van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden is overschreden. In het licht van de beperkte mate van overschrijding van de redelijke termijn volstaat de Hoge Raad met het oordeel dat de redelijke termijn is overschreden, en is er geen aanleiding om aan dat oordeel enig ander rechtsgevolg te verbinden.

4.Beslissing

De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Dit arrest is gewezen door de vice-president V. van den Brink als voorzitter, en de raadsheren A.L.J. van Strien en A.E.M. Röttgering, in bijzijn van de waarnemend griffier H.J.S. Kea, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
16 april 2024.