ECLI:NL:HR:2024:720

Hoge Raad

Datum uitspraak
17 mei 2024
Publicatiedatum
16 mei 2024
Zaaknummer
23/04924
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontvankelijkheid van het beroep in cassatie wegens ontbrekende gronden

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 17 mei 2024 uitspraak gedaan in het beroep in cassatie van [X], vertegenwoordigd door A. Bakker, tegen de uitspraak van het Gerechtshof Amsterdam van 31 oktober 2023. Het beroep in cassatie was ingediend onder nummer 23/04924. De Hoge Raad heeft beoordeeld of het beroep ontvankelijk was. Het beroepschrift voldeed niet aan de eisen van artikel 6:5, lid 1, letter d, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), omdat het niet de gronden van het beroep bevatte. De griffier van de Hoge Raad had op 19 december 2023 een bericht in het digitale dossier geplaatst, waarin belanghebbende de gelegenheid kreeg om het verzuim binnen zes weken te herstellen. Deze termijn eindigde op 30 januari 2024. De Hoge Raad ging ervan uit dat belanghebbende het bericht had ontvangen, conform artikel 8:36c, lid 2, Awb. Aangezien belanghebbende het verzuim niet had hersteld, verklaarde de Hoge Raad het beroep in cassatie niet-ontvankelijk op basis van artikel 6:6 Awb. De Hoge Raad oordeelde verder dat er geen aanleiding was voor een veroordeling in de proceskosten. Het arrest is openbaar uitgesproken en ondertekend door de vice-president en de raadsheren.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
BELASTINGKAMER
Nummer23/04924
Datum17 mei 2024
ARREST
op het door [X] (hierna: belanghebbende), vertegenwoordigd door A. Bakker, ingestelde beroep in cassatie tegen de uitspraak van het Gerechtshof Amsterdam van 31 oktober 2023, nr. 22/2297 [1] .

1.Beoordeling van de ontvankelijkheid van het beroep in cassatie

Het beroepschrift in cassatie bevat, hoewel artikel 6:5, lid 1, letter d, Awb dit vereist, niet de gronden van het beroep.
De griffier van de Hoge Raad heeft op 19 december 2023 in het digitale dossier van belanghebbende een bericht geplaatst waarbij belanghebbende in de gelegenheid wordt gesteld dat verzuim binnen zes weken na die datum te herstellen. Die termijn eindigde op 30 januari 2024. Van de plaatsing van het hiervoor vermelde bericht in het digitale dossier van belanghebbende is eveneens op 19 december 2023 een kennisgeving verzonden naar het door belanghebbende voor dit doel opgegeven e-mailadres. Op grond hiervan neemt de Hoge Raad aan dat belanghebbende dit bericht heeft ontvangen, en wel, gelet op artikel 8:36c, lid 2, Awb, op 19 december 2023. Belanghebbende heeft het hiervoor bedoelde verzuim niet hersteld. Daarom zal de Hoge Raad met toepassing van artikel 6:6 Awb het beroep in cassatie niet-ontvankelijk verklaren.

2.Proceskosten

De Hoge Raad ziet geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.

3.Beslissing

De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie niet-ontvankelijk.
Dit arrest is gewezen door de vice-president J.A.R. van Eijsden als voorzitter, en de raadsheren J. Wortel en A.E.H. van der Voort Maarschalk, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier F. Treuren, en in het openbaar uitgesproken op 17 mei 2024.