ECLI:NL:HR:2024:720
Hoge Raad
- Cassatie
- Rechtspraak.nl
Ontvankelijkheid van het beroep in cassatie wegens ontbrekende gronden
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 17 mei 2024 uitspraak gedaan in het beroep in cassatie van [X], vertegenwoordigd door A. Bakker, tegen de uitspraak van het Gerechtshof Amsterdam van 31 oktober 2023. Het beroep in cassatie was ingediend onder nummer 23/04924. De Hoge Raad heeft beoordeeld of het beroep ontvankelijk was. Het beroepschrift voldeed niet aan de eisen van artikel 6:5, lid 1, letter d, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), omdat het niet de gronden van het beroep bevatte. De griffier van de Hoge Raad had op 19 december 2023 een bericht in het digitale dossier geplaatst, waarin belanghebbende de gelegenheid kreeg om het verzuim binnen zes weken te herstellen. Deze termijn eindigde op 30 januari 2024. De Hoge Raad ging ervan uit dat belanghebbende het bericht had ontvangen, conform artikel 8:36c, lid 2, Awb. Aangezien belanghebbende het verzuim niet had hersteld, verklaarde de Hoge Raad het beroep in cassatie niet-ontvankelijk op basis van artikel 6:6 Awb. De Hoge Raad oordeelde verder dat er geen aanleiding was voor een veroordeling in de proceskosten. Het arrest is openbaar uitgesproken en ondertekend door de vice-president en de raadsheren.