ECLI:NL:HR:2024:889

Hoge Raad

Datum uitspraak
25 juni 2024
Publicatiedatum
14 juni 2024
Zaaknummer
22/00406
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie over schuldwitwassen van bitcoins en medeplegen van mishandeling met betrekking tot de vrijspraak van verbergen en verhullen van herkomst

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 25 juni 2024 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het gerechtshof Den Haag van 1 februari 2022. De zaak betreft de verdachte, geboren in 1986, die werd beschuldigd van schuldwitwassen van bitcoins en medeplegen van mishandeling. De verdachte was vrijgesproken van het verbergen en verhullen van de herkomst van de bitcoins, wat door het openbaar ministerie werd bestreden in cassatie. De advocaat-generaal D.J.C. Aben had geconcludeerd tot vernietiging van de bestreden uitspraak, maar alleen wat betreft de opgelegde gevangenisstraf. De Hoge Raad oordeelde dat het hof ten onrechte het oogmerk van de verdachte bepalend had geacht bij de vraag of er sprake was van 'verbergen' of 'verhullen' van de herkomst van de bitcoins. De Hoge Raad vernietigde de uitspraak van het hof, maar alleen wat betreft de beslissingen over het onder 1 subsidiair tenlastegelegde en de strafoplegging. De zaak werd terugverwezen naar het gerechtshof Den Haag voor herbehandeling. De overige cassatiemiddelen werden verworpen.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
STRAFKAMER
Nummer22/00406
Datum25 juni 2024
ARREST
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het gerechtshof Den Haag van 1 februari 2022, nummer 22-002373-18, in de strafzaak
tegen
[verdachte] ,
geboren in [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1986,
hierna: de verdachte.

1.Procesverloop in cassatie

De beroepen zijn ingesteld door de verdachte en het openbaar ministerie.
Namens de verdachte hebben S.A.H. Vromen en J.S. Nan, beiden advocaat in Den Haag, bij schriftuur cassatiemiddelen voorgesteld. Ook het openbaar ministerie heeft bij schriftuur cassatiemiddelen voorgesteld.
Beide schrifturen zijn aan dit arrest gehecht en maken daarvan deel uit.
De advocaat-generaal D.J.C. Aben heeft geconcludeerd tot vernietiging van de bestreden uitspraak, doch alleen wat betreft de opgelegde gevangenisstraf, tot vermindering daarvan aan de hand van de gebruikelijke maatstaf en tot verwerping van de beroepen voor het overige.
De raadslieden van de verdachte hebben daarop schriftelijk gereageerd.
2. Beoordeling van het vierde cassatiemiddel dat door het openbaar ministerie is voorgesteld
2.1
Het cassatiemiddel klaagt over de door het hof gegeven vrijspraak van het onder 1 subsidiair tenlastegelegde feit voor zover de tenlastelegging inhoudt dat de verdachte de herkomst van de bitcoins heeft ‘verborgen en/of verhuld’.
2.2.1
Aan de verdachte is onder 1 subsidiair tenlastegelegd dat:
“hij op een of meerdere tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 januari 2013 tot en met 19 januari 2016 te Rotterdam en/of Schiedam, althans in Nederland,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, meermalen, althans eenmaal,
a.
(telkens) één of meer voorwerp(en), te weten
- 62.827,83 bitcoins, althans een grote hoeveelheid bitcoins (DOC-683 e.v.), en/of
- een of meer geldbedrag(en) van in totaal 9.699.794,04 euro, althans een of meer (grote) (girale en/of contante) geldbedrag(en),
heeft verworven en/of voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen en/of omgezet, en/of van genoemde voorwerp(en) gebruik heeft gemaakt, terwijl hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) wist(en), althans redelijkerwijs moest(en) vermoeden dat bovenomschreven voorwerp(en) – onmiddellijk of middellijk – afkomstig was/waren uit enig misdrijf terwijl hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) van het plegen van dat feit een gewoonte heeft/hebben gemaakt,
en/of
b.
(telkens) van één of meer voorwerp(en), te weten
- 62.827,83 bitcoins, althans een grote hoeveelheid bitcoins (DOC-683 e.v.), en/of
- een of meer geldbedrag(en) van in totaal 9.699.794,04 euro, althans een of meer (grote) (girale en/of contante) geldbedrag(en),
de werkelijke aard, de herkomst, de vindplaats, de vervreemding, de verplaatsing heeft verborgen en/of verhuld, en/of heeft verborgen en/of verhuld wie de rechthebbende(n) op genoemde voorwerpen was/waren, en/of heeft verborgen en/of verhuld wie genoemde voorwerpen voorhanden heeft gehad, terwijl hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) wist(en), althans redelijkerwijs moest(en) vermoeden dat bovenomschreven voorwerp(en) – onmiddellijk of middellijk – afkomstig was/waren uit enig misdrijf, terwijl hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) van het plegen van dat feit een gewoonte heeft/hebben gemaakt.”
2.2.2
Het hof heeft de verdachte vrijgesproken van het onder 1 subsidiair, onderdeel b, tenlastegelegde en daartoe overwogen:
“Naar het oordeel van het hof is er, anders dan de advocaten-generaal hebben aangevoerd, onvoldoende overtuigend bewijs dat de verdachte de herkomst of de vindplaats van de bitcoins heeft willen verhullen of verbergen. Het hof heeft niet kunnen vaststellen dat de verdachte één of meer handelingen heeft verricht die gericht zijn geweest op het daadwerkelijk verbergen of verhullen van de criminele herkomst of de vindplaats van de bitcoins, nu uit de uit de bewijsmiddelen blijkende feiten en omstandigheden enkel kan worden afgeleid dat de verdachte bitcoins heeft omgewisseld tegen contant geld.
Het enkele omzetten van de bitcoins naar contant geld kan naar het oordeel van het hof niet beschouwd worden als het verbergen of verhullen van de herkomst of de vindplaats van de bitcoins.
(...)
Ten aanzien van het onder 1 subsidiair tweede cumulatief/alternatief tenlastegelegde overweegt het hof dat dit op grond van het voorgaande niet wettig en overtuigend kan worden bewezen, zodat de verdachte daarvan dient te worden vrijgesproken.”
2.3
Het cassatiemiddel slaagt. De redenen daarvoor staan vermeld in het arrest dat de Hoge Raad vandaag heeft uitgesproken in de zaak 22/00487, ECLI:NL:HR:2024:887, onder 3.

3.Beoordeling van de overige cassatiemiddelen

Gelet op de beslissing die hierna volgt, is bespreking van het eerste, het tweede, het derde en het vijfde cassatiemiddel dat door het openbaar ministerie is voorgesteld en de cassatiemiddelen die namens de verdachte zijn voorgesteld niet nodig.

4.Beslissing

De Hoge Raad:
- vernietigt de uitspraak van het hof, maar uitsluitend wat betreft de beslissingen over het onder 1 subsidiair tenlastegelegde en de strafoplegging;
- wijst de zaak terug naar het gerechtshof Den Haag, opdat de zaak ten aanzien daarvan opnieuw wordt berecht en afgedaan;
- verwerpt de beroepen voor het overige.
Dit arrest is gewezen door de vice-president V. van den Brink als voorzitter, en de raadsheren T. Kooijmans en C.N. Dalebout, in bijzijn van de waarnemend griffier H.J.S. Kea, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
25 juni 2024.