Uitspraak
1.Procesverloop
2.Uitgangspunten en feiten
3.Beoordeling van het middel
4.Beslissing
21 juni 2024.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 21 juni 2024 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure in het belang der wet, ingesteld door de Procureur-Generaal bij de Hoge Raad. De zaak betreft de vraag of de term 'veroordeeld wegens misdrijf' in artikel 7 van de Landsverordening integriteit (kandidaat-)ministers van Curaçao ook een schuldigverklaring zonder oplegging van straf of maatregel omvat, zoals bedoeld in artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht. De Procureur-Generaal, F.W. Bleichrodt, heeft beroep in cassatie ingesteld tegen een vonnis van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba van 4 juli 2023, waarin de vordering van de betrokkene werd toegewezen. De Hoge Raad heeft vastgesteld dat de term 'veroordeeld' in de context van de Lvim niet alleen betrekking heeft op gevallen waarin een straf is opgelegd, maar ook op situaties waarin een schuldigverklaring is uitgesproken zonder dat er een straf is opgelegd. De Hoge Raad heeft het vonnis van het hof vernietigd en geoordeeld dat de opvatting van het hof onjuist was. De beslissing van de Hoge Raad heeft geen nadelige gevolgen voor de rechten van de betrokken partijen.