ECLI:NL:HR:2025:1046

Hoge Raad

Datum uitspraak
8 juli 2025
Publicatiedatum
27 juni 2025
Zaaknummer
23/04062
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Mishandeling en vrijheidsberoving van minderjarige kinderen door ouders met gebruik van tie-wraps en opsluiting in een kist

In deze zaak gaat het om de verdachte, geboren in 1983, die samen met haar man beschuldigd wordt van het mishandelen en wederrechtelijk vrijheidsberoven van hun 8-jarige zoon, [slachtoffer 1], en het opzettelijk in hulpeloze toestand laten van hem. De feiten dateren uit 2017, toen het gezin op een camping in Winterswijk verbleef. De verdachte en haar man hebben hun kind op wrede wijze behandeld door hem 's nachts op te sluiten in een kist, waarbij zijn polsen en enkels met tie-wraps waren vastgebonden. Het kind werd ook fysiek mishandeld en verwaarloosd, wat leidde tot ernstige gezondheidsrisico's. De zaak kwam voor de Hoge Raad na een eerdere uitspraak van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, die het verzoek om de kinderen als getuigen te horen had afgewezen. De Hoge Raad oordeelde dat het hof onvoldoende had gemotiveerd waarom het afzien van het horen van de kinderen gerechtvaardigd was, gezien het tijdsverloop sinds de eerdere rapporten van deskundigen. De Hoge Raad vernietigde de uitspraak van het hof en wees de zaak terug voor herbehandeling.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
STRAFKAMER
Nummer23/04062
Datum8 juli 2025
ARREST
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 9 oktober 2023, nummer 21-004777-18, in de strafzaak
tegen
[verdachte] ,
geboren in [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1983,
hierna: de verdachte.

1.Procesverloop in cassatie

Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft de advocaat J. Kuijper bij schriftuur cassatiemiddelen voorgesteld.
De advocaat-generaal P.M. Frielink heeft geconcludeerd tot vernietiging van de bestreden uitspraak en terugwijzing van de zaak naar het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, teneinde op het bestaande hoger beroep opnieuw te worden berecht en afgedaan.

2.Beoordeling van het tweede cassatiemiddel

2.1
Het cassatiemiddel klaagt onder meer dat de afwijzing door het hof van het door de verdediging gedane herhaalde verzoek tot het horen van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] als getuigen, ontoereikend is gemotiveerd.
Bewezenverklaring, bewijsvoering en beoordeling door het hof van het getuigenverzoek
2.2.1
Ten laste van de verdachte is bewezenverklaard:
“1. dat zij in de periode van 1 januari 2017 tot en met 22 juli 2017 te [plaats] , althans in de gemeente [plaats] , tezamen en in vereniging met een ander, haar kind, [slachtoffer 1] , heeft mishandeld door hem meermalen vast te binden en in elk geval de polsen en enkels met behulp van tie-wraps vast te snoeren en door die [slachtoffer 1] te schoppen en opzettelijk de gezondheid van die [slachtoffer 1] te benadelen, door hem onvoldoende eten te geven.
2. dat zij op meerdere tijdstippen in de periode van 1 maart 2017 tot en met 22 juli 2017 te [plaats] , althans in de gemeente [plaats] tezamen en in vereniging met een ander opzettelijk haar kind, [slachtoffer 1] wederrechtelijk van de vrijheid heeft beroofd en beroofd gehouden, door die [slachtoffer 1] in een kist op te sluiten en opgesloten te houden en door die [slachtoffer 1] vast te binden met tie-wraps om zijn polsen en enkels en door die [slachtoffer 1] met tie-wraps vast te binden aan het kinderzitje in de auto.
3. dat zij op meerdere tijdstippen in de periode van 1 januari 2017 tot en met 22 juli 2017 te [plaats] , althans in de gemeente [plaats] tezamen en in vereniging met een ander opzettelijk een kind [slachtoffer 1] tot wiens onderhoud en verzorging zij en haar mededader, zijnde de ouders van die [slachtoffer 1] verplicht waren meermalen in een hulpeloze toestand heeft gebracht of gelaten, hebbende zij en haar mededader die [slachtoffer 1] , die de leeftijd van acht jaar had en aldus geheel hulpbehoevend en afhankelijk, opzettelijk te weinig eten en ongeregeld eten gegeven en/of hebbende zij en/of haar mededader:
- onvoldoende medische zorg gezocht voor [slachtoffer 1] terwijl [slachtoffer 1] ondervoed was en
- onvoldoende medische zorg gezocht voor [slachtoffer 1] terwijl [slachtoffer 1] schimmels, althans letsels had en
- voor onvoldoende sanitaire voorzieningen gezorgd voor die [slachtoffer 1] door die [slachtoffer 1] op te sluiten in een kist en vast te binden waardoor [slachtoffer 1] niet de WC kon bereiken en daardoor (langdurig) in zijn urine en/of ontlasting zat/lag en
- voor onvoldoende hygiëne gezorgd voor [slachtoffer 1] door de met faeces en urine besmeurde [slachtoffer 1] niet direct, althans onvoldoende schoon te maken en die [slachtoffer 1] niet onverwijld en onvoldoende met warm water schoon te (laten) maken en
- voor onvoldoende bescherming tegen de kou gezorgd door [slachtoffer 1] onvoldoende te kleden en
- voor onvoldoende beweging gezorgd voor [slachtoffer 1] door [slachtoffer 1] meermalen al dan niet langdurig aan verschillende voorwerpen vast te binden.”
2.2.2
Deze bewezenverklaring steunt op onder meer de volgende bewijsmiddelen:
“- Een proces-verbaal van bevindingen:
Op zaterdag 21 juli 2017 omstreeks 04:15 uur kregen wij via het Operationeel Centrum te [plaats] de volgende melding. Ik hoorde dat wij verzocht werden om te gaan naar camping [A] aan de [a-straat 1] te [plaats] Miste. Melder trof in zijn voortent een vijfjarig naakt jongetje aan dat ontzettende honger had. Het jongetje had tegen de melder verteld dat hij andere ouders zocht omdat zijn ouders hem willen opsluiten.
Collega [verbalisant] sprak met de melder en ik hoorde dat deze vertelde dat er een Duits sprekend jongetje in de tent zat.
Ik keek om de hoek en zag een jongetje zitten, gehurkt, helemaal achter in de hoek. lk zag dat het jongetje een handdoek omgewikkeld had en hoorde dat hij deze van melder had gekregen. Ik hoorde dat hij vertelde dat het slecht met hem ging, dat zijn ouders hem willen vermoorden en dat hij vastgebonden had gezeten.
Ik zag dat het jongetje angstig in onze richting keek en zag dat het jongetje erg mager was.
Ik hoorde dat hij vertelde dat hij vastgebonden had gezeten met tie-wraps.
Ik scheen met mijn zaklamp op het jongetje en bekeek zijn armpjes. Ik zag hier diverse verwondingen op zitten. Ik zag dat dit een soort striemen waren. Ik keek vervolgens naar zijn voeten en zag om zijn enkels ook striemen zitten. Ik zag dat het donkerpaarse striemen waren.
Ik hoorde dat het jongetje uit de koelkast van melder had gegeten en zelfs koffiemelk had gedronken.
Ik hoorde dat het jongetje vertelde dat hij ernstig ziek was en dat hij overal pijn had. Ik vroeg of het jongetje zijn achternaam kon spellen en ik hoorde dat hij letterlijk spelde: [slachtoffer 1] . Ik zag dat het jongetje broodmager was.
Ik zag naast de tent van de melder, vanaf de voorzijde gezien, aan de rechterkant twee voertuigen met een Duits kenteken staan. Ik zag dat er een bedrijfsauto van het merk Volkswagen, type Crafter en een personenauto van het merk Opel en Type Zafira stond. Ik zag dat het kenteken van de Opel Zafira [kenteken] was en trok deze na op mijn diensttelefoon. Ik zag dat dit voertuig op naam staat van [slachtoffer 1] .
Ik heb op de zijkant van de caravan geklopt en geroepen dat ik van de politie was. Na enige tijd zag ik een manspersoon naar buiten komen.
Ik vroeg hem of hij wist waar zijn zoon was. Ik hoorde dat hij vertelde dat zijn zoon binnen was. Vervolgens liep de man weer terug de voortent in en na enige tijd kwam hij naar buiten. Ik hoorde dat hij vertelde dat zijn zoon weg was.
Vervolgens heb ik de man aangehouden op verdenking van mishandeling.
Hierna zijn we teruggelopen richting de caravan en tevens hebben wij de vrouw aangehouden.
Ik vroeg haar nogmaals naar haar naam en hoorde dat ze vertelde dat ze [verdachte] heet.
Ik vroeg haar nogmaals meerdere keren naar haar achternaam en hoorde dat ze [medeverdachte] riep. Ik hoorde dat ze haar zin niet afmaakte en geen antwoord meer gaf.
(...)
- Een proces-verbaal van bevindingen:
Op zaterdag 22 juli 2017 omstreeks 04:18 uur kregen wij het verzoek om te gaan naar camping [A] aan de [a-straat 1] te [plaats] .
Ik hoorde dat het jongetje zei dat hij [slachtoffer 1] heette.
Ik hoorde dat het jongetje zei dat hij “ [slachtoffer 1] ” heette.
Ik hoorde dat hij zei dat hij thuis opgesloten werd en dat ze hem vastbonden met tie-wraps. Ik hoorde dat [slachtoffer 1] zei dat hij ziek was en dat hij “Pilz” had. Dit is voor zover ik weet een soort van schimmelinfectie.
Terwijl ik een extra deken om hem heen sloeg zag ik dat [slachtoffer 1] echt sterk vermagerd was. Ik zag ook dat hij paars/blauwe plekken en rode zweertjes op zijn handen en polsen had. Dit zag ik ook op zijn voeten en enkels. Dit leken wel striemen van iemand die wordt vastgebonden en gekneveld. Ik zag dat [slachtoffer 1] heel erg ingevallen ogen had. Ik zag dat [slachtoffer 1] er onverzorgd uitzag. Ik zag dat [slachtoffer 1] langere nagels had en dat deze enorm onder het smeer zaten. Ik rook dat [slachtoffer 1] een heel zure lucht om zich heen had. Ik hoorde dat [slachtoffer 1] zei dat de littekens en striemen kwamen van de tie-wraps waarmee hij vastgebonden werd.
Ik hoorde dat [slachtoffer 1] zei dat hij in een zwart/bruine kist werd opgesloten en dat deze kist op slot werd gedaan. Ik hoorde dat [slachtoffer 1] zei dat deze kist in de tent voor hun caravan stond.
Ik hoorde dat [slachtoffer 1] zei dat hij alleen maar droog brood en water kreeg en onder een koude douche moest. Dit was dan niet onder een douche, maar hij werd gewoon met een koude straal afgespoten.
Ik zag dat [slachtoffer 1] maar van alles bleef eten en drinken. Ondertussen wist ik dat [slachtoffer 1] al 2 Groninger worsten, een zak chips, ijs en liters drinken op had.
Nadat de ouders weg waren ben ik met [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] naar hun tent en caravan gelopen.
Eenmaal in de tent liet [slachtoffer 1] mij zien waar hij in opgesloten werd.
In de tent stond rechts in de hoek naast een kooi met cavia’s een zwarte kist van ongeveer 120x50x50 centimeter. Ik zag dat de kist bovenop een deksel had. Naast de kist zag ik een witte tie-wrap en een oranje sjorband liggen.
Ik hoorde [slachtoffer 1] in grote lijnen en woorden van gelijke strekking het volgende zeggen: “In deze zwarte kist word ik opgesloten. De kist wordt afgesloten door middel van een tie-wrap en dan wordt er nog een sjorband om de hele kist heen vast gemaakt. Een kant van het deksel heb ik open kunnen knakken, waardoor ik vanavond uit de kist kon komen. In deze kist staat een bak met daarin tie-wraps waar mijn voeten aan vast worden gemaakt. Soms worden mijn handen ook vastgebonden.
Normaal ligt er ook nog plas van mij in, maar dat heeft mijn vader nu schoon gemaakt met water.”
Ik rook dat er een enorm zure plaslucht uit de kist kwam. Ik zag dat [slachtoffer 1] voordeed hoe hij in de kist zat en hoe en waar hij vast werd gebonden. Ik zag onder in de kist twee zwarte tie-wraps zitten. Hier werden volgens [slachtoffer 1] dus zijn voeten aan vast gemaakt. Hij vertelde hoe hij zijn eten kreeg en liet mij zien hoe hij in een soort van onmogelijke houding moest eten. Ik zag dat [slachtoffer 1] zich enorm klein moest maken om in de kist te kunnen, zodat het deksel van de kist dicht kon.
Ik begreep dat [slachtoffer 1] naakt in de kist moest. Zo is hij ook in de tent van melder aangetroffen. Ik begreep ook dat [slachtoffer 1] zei dat hij de afgelopen dagen en weken in de kist had gezeten.
Toen [slachtoffer 1] een en ander aan het vertellen was, stond zijn oudste zus daar ook bij. Ik vroeg aan haar of het klopt dat [slachtoffer 1] in de kist moest. Ik hoorde dat zij met ja antwoordde. Ik vroeg vervolgens of zij ook had gezien dat [slachtoffer 1] de kist in moest. Ik hoorde dat zij hierop ook met ja antwoordde.
- Een proces-verbaal van bevindingen:
J = jongetje
O = ondervrager
M = meisje
n.t.v. - niet te verstaan
J: Die hebben ze altijd hier dichtgedaan met een witte n.t.v. (J pakt een wit voorwerp dat op een tie-wrap lijkt en doet voor waar ze altijd open en dicht hebben gemaakt).
J: Die kun je altijd open- en dichttrekken. Dan drukt men hierop en dan gaat hij open.
Daar hebben ze altijd dichtgedaan. En ze hebben deze rode band hier altijd overheen gedaan. Deze band zo gedaan met dit snoer hier zo dichtgedaan, zodat ik... Voorheen hadden ze het altijd alleen maar zo met het alleen maar hier dicht. Met het (J wijst naar de grond, mogelijk naar de tie-wrap), zodat het alleen hier zo dicht zat. Toen ben ik er vandoor gegaan omdat ik... het nog een keer wilde proberen. Toen heeft papa, omdat ik er al een keer vandoor was gegaan, toen anders gedaan, met het snoer zo.
Toen ben ik een paar dagen, nu deze weken, niet omhoog gekomen, want als hij zo dicht zit, krijg ik hem helemaal niet open.
En vannacht (c.q. die nacht) ben ik hier voor erdoor gekomen. Ziet u dat?
J: Had ik hier zo opengeduwd.
Hij deed knak-knak, en toen ben ik daar uitgegaan. Zachtjes dicht, en toen eruit. Ik maak die kist open.
O, nee. Dat zou er eigenlijk niet in mogen staan. (J tilt een Vileda-doos uit de kist en wijst vervolgens naar de bodem van de kist).
Hier is normaal soms plas van mij, maar dat is nu geen plas, dat is alleen water, omdat papa die gisteren heeft uitgespoeld.
O: En heb je hier vannacht geslapen?
J: Ja.
J: (J klimt in de zwarte kist) Ik ga in mijn zwarte n.t.v. dan laat ik zien hoe ik hier vastgebonden zat.
Als ik hier zo in ga zitten, ben ik hier zo vastgebonden en dan hier zo vastgebonden. Zo zat ik vastgebonden, en ik kon me niet bewegen. Het enige wat ik had gekund dan had ik zo kunnen gaan liggen. Maar alleen zo kunnen gaan liggen, niet anders. Ik zat dan altijd hier achter met mijn voeten vastgebonden.
J: Meestal zal ik ook hier zo vastgebonden. Dus dat ik hier zo aan mijn benen vastgebonden zat.
O: Ook met je handen?
J: Ja. Zo. En dan de hele dag.
(J klimt uit de kist en de camera wordt op M gericht.)
O: Klopt dat wat hij zegt?
M: Ja.
O: Heb je gezien dat hij daarin zat?
M kijkt naar J en antwoordt: Ja.
(...)
- Een uitwerking van het studioverhoor van [slachtoffer 1] :
Aangezien de getuige [slachtoffer 1] van oorsprong Duits is, was er ook een Duitse tolk aanwezig, genaamd [betrokkene 1] .
Met de letter T wordt in deze verslaglegging bedoeld, de tolk [betrokkene 1] .
V: En wat is er in de kist?
T: Een kist met gaten in. En tie-wraps in.
V: Wat gebeurde er met die tie-wraps?
T: Ze hebben mij daarmee vastgemaakt.
V: En wie hebben dat gedaan?
T: Beiden. Allebei, meestal.
V: En wie bedoel je met beiden?
T: Mama en papa.
V: En wat moest jij doen in de kist?
T: Helemaal niks. Ik moest er gewoon zitten. En als oma en opa kwamen, hebben ze dat snel weggedaan. En als opa en oma gekomen zijn, hebben ze de kist gauw weggehaald en bij papa in de Sprinter gezet.
V: En hoe vaak zat jij in die kist?
T: Iedere dag en ook nachts.
V: En wat moest jij in de kist doen, overdag?
T: Ook niks, gewoon, saai, zitten.
V: Oké. En ‘s nachts? Wat moest jij ‘s nachts in de kist?
T: Stil zijn en slapen.
V: Jullie met z’n allen in de caravan?
T: Nee, ik in een kist.
V: In de kist. Met het slapen, slaap jij in een kist?
T: Ja. De kist stond in de tent. Anders zou ik kunnen pikken.
V: Wat kreeg je dan te eten?
T: In de ochtend kreeg ik droog brood. En ‘s avonds kreeg ik vaak helemaal niks.
V: En hoe vaak kreeg jij droog brood?
T: ledere dag. En soms ook beschimmeld. Dan was dat voor mij.
V: En waar zaten de anderen als jullie gingen eten?
T: Meestal in de caravan, op het bed of buiten, voor de tent.
V: En waar was jij als jij eten kreeg?
T: In de kist. Ze gooiden het in de kist.
V: En soms moet jij ook wel eens plassen en poepen.
T: Dat moest ik in de kist doen.
V: En wie ging dat dan schoonmaken?
T: Papa, avonds. Mij ook, met de tuinslang.
V: Oh, vertel daar eens over?
T: Hij heeft me een keer nat gespoten. En dan moet ik de kist weer in. En als ik moest poepen en deed ik dat in de kist en dan was hij boos.
V: En wat gebeurde als hij boos was?
T: Hij heeft me geslagen. Hij heeft me een trap gegeven, zodat ik ben omgevallen.
V: En wat deed mama als zij boos was?
T: Die is heel anders als zij boos is. Die zegt van... papa, houd er mee op. Maar ze slaat me wel.
V: En waar ben jij als papa aan het werken is?
T: In de kist.
V: Snap ik het goed, dat jij ook in de kist zit als mama alleen thuis is?
T: Ja.
V: En sinds wanneer slaap jij in de kist?
T: Sinds we op de camping zijn.
V: Ik ben nog wel wat vergeten. Want, als jij in die kist bent, heb je gezegd, dan gaan de tie-wraps. Waar gaan die tie-wraps?
T: Armen en benen.
V: Oké. En kan je voordoen hoe dan?
T: Hier.. .(wijst polsen aan). En hier direct bij mijn enkels... (wijst enkels aan).
V: En hoe zit de kist dan dicht?
A: Ook met tie-wrap. En dan zit in het midden, zit een gat en hebben ze met die tie-wrap dicht gedaan. En als ze open doen, dan hebben ze die tie-wrap weer open gemaakt. Open getrokken. Ze hebben ook een band.
V: En waar zit je dan in de auto?
T: In de kofferbak. Er is een kinderstoeltje. En dan word ik ook met tie-wraps vastgezet.
V: En hoe vaak gebeurt dat?
T: ledere dag was met tie-wraps.
V: En wat is er niet leuk aan mama?
T: Dat ze me in de kist opsluit en dat ze me met tie-wraps vast zet.
- Een uitwerking van het studioverhoor van [slachtoffer 2] :
Aangezien de getuige [slachtoffer 2] van oorsprong Duits is, was er ook een Duitse tolk aanwezig, genaamd [betrokkene 1] .
Met de letter T wordt in deze verslaglegging bedoeld, de tolk [betrokkene 1] .
V: En heb je net ook verteld dat [slachtoffer 1] weleens in een kist slaapt?
T: Als hij niet de heleboel vies maakt met poep en plas, slaapt hij af en toe ook in bed.
V: En die kist, wat is dat voor een kist?
T: Dus een kleine kist. En er is een grote zwarte kist met een deksel er op.
V: En waarom moest [slachtoffer 1] in de kist slapen?
A: Hij poept en plast in de kist en dan loopt de plas er altijd uit. Er zaten twee gaten in. En dan plast hij nog en dan gaat hij weer pikken.
V: En als jullie aten met z’n allen [slachtoffer 2] , hoe ging dat dan? Bijvoorbeeld ontbijt? Waar aten jullie dan?
T: Als [slachtoffer 1] niet gepikt had, dan mocht hij mee eten. En als hij had gepikt, dan kreeg hij helemaal niks te eten.
V: Als [slachtoffer 1] niet mocht eten, niet mocht mee eten als hij had gejat, waar was [slachtoffer 1] dan, als jullie gingen eten?
T: Dan was hij weg en zat hij in de kist.
V: En waar is [slachtoffer 1] dan?
T: Er is een kleine kist en die zit in de grote kist. En daar slaapt [slachtoffer 1] .
V: En als [slachtoffer 1] in de kist zit, blijft de kist dan open?
T: Die is dan dicht met tie-wraps.
V: En als [slachtoffer 1] in de kist zit en de kist wordt dan op slot gedaan met tie-wraps, wie doet die kist dan op slot?
T: Papa doet het. Maar als papa moet werken en het is al donker, dan doet mama dat.
V: Waar poept en plast [slachtoffer 1] dan?
T: In de kist en ook aan de kant. Hij poept in de kist en dan gooit hij het eruit op het tapijt. En dan moet [slachtoffer 1] het weer opruimen.
V: En waar ging [slachtoffer 1] douchen?
T: Met de tuinslang.
V: Met de tuinslag. Vertel me eens alles over de tuinslang?
T: Meestal heeft papa het gedaan en soms heb ik ook geholpen.
V: En waar zat jij in de auto [slachtoffer 2] ?
T: Midden, achter.
V: En je zusje?
T: Naast en [slachtoffer 1] achter in de kofferbak.
V: En hoe zat [slachtoffer 1] achter in de kofferbak [slachtoffer 2] ?
T: In een tas met kabelbinders. Met een stoeltje, met een kinderstoeltje, zodat hij niet erbij kon en naar voren kon komen.
V: Wisten opa en oma dat [slachtoffer 1] in een kist sliep?
T: Nee.
V: Waar was de kist als opa en oma op de camping kwamen?
T: In papa’s bus.
V: En waarom dan?
T: Omdat opa en oma dat niet mogen zien.
V: Waarom mogen opa en oma de kist niet zien?
T: Omdat ze dan zouden kunnen zien dat [slachtoffer 1] in de tent slaapt. En ze moeten dan denken dat [slachtoffer 1] in de caravan slaapt.
V: Snap je dat [slachtoffer 1] dat niet leuk vond?
T: Ja. [slachtoffer 1] heeft er ook over gezegd, nee dat vind ik niet leuk. Toen heeft mama gezegd, dat moet je wel omdat je plast. Omdat je in bed plast.
V: Als [slachtoffer 1] in de kist zat, hoe zat [slachtoffer 1] dan in de kist? Heb jij dat wel eens gezien?
T: Hij zat in de kist. Toen hij wat kleiner was, zal hij er wel een beetje in hebben gelegen. Maar hij zat voornamelijk. En zijn handen en voeten waren met tie-wraps vast.
V: Wie maakten zijn handen en voeten met tie-wraps vast?
T: Papa.
V: Papa deed het alleen?
T: Soms ook mama.
V: En hoe vaak krijgt [slachtoffer 1] te eten?
T: Alleen als hij niet steelt, dan krijgt hij eten. Als hij niet heeft gestolen ’s nachts, mag hij met ons eten.
V: En anders?
T: Dan krijgt hij niks.”
2.2.3
Het hof heeft over de bewezenverklaring verder overwogen:
“Feit 1
Op grond van de bovenstaande bewijsmiddelen is vast komen te staan dat [slachtoffer 1] door zijn ouders, zijnde verdachte en medeverdachte, met tie-wraps is vastgebonden. Ook is [slachtoffer 1] door zijn moeder geschopt. Uit de verklaringen van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] , in samenhang met de rapportage van het NFI blijkt dat [slachtoffer 1] onvoldoende eten heeft gekregen van zijn ouders. Hiermee is sprake van de mishandeling van [slachtoffer 1] .
De verweren die door de verdediging naar voren zijn gebracht worden weerlegd door de bewijsmiddelen zoals hiervoor uiteengezet.
Feit 2
Op grond van de bovenstaande bewijsmiddelen is vast komen te staan dat [slachtoffer 1] in de tenlastegelegde periode meerdere malen van zijn vrijheid is beroofd. [slachtoffer 1] is opgesloten in een kist en vastgemaakt aan het kinderzitje in de auto. Ook werden zijn polsen en enkels vastgebonden met tie-wraps. Hiermee is sprake van wederrechtelijke vrijheidsberoving.
De verweren die door de verdediging naar voren zijn gebracht, worden weerlegd door de bewijsmiddelen zoals hiervoor uiteengezet. Ten aanzien van de tenlastegelegde periode overweegt het hof in het bijzonder dat uit de whatsapp-gesprekken tussen verdachte en [medeverdachte] valt op te maken dat in ieder geval vanaf maart 2017 sprake was van wederrechtelijke vrijheidsberoving van [slachtoffer 1] door hem op te sluiten in een kist en/of box en hem vast te binden met tie-wraps. Zo schreef [medeverdachte] in een bericht van 26 februari 2017 aan verdachte dat hij ‘iets voor de handen heeft’ en dat ‘deze de rest van nacht volledig ontspannen zijn'. Naar het oordeel van het hof gaat het hier om het vastbinden van de handen van [slachtoffer 1] . Korte tijd later schreef [medeverdachte] in een bericht van 14 maart 2017 dat ‘hij hem had gezegd dat hij moest blijven liggen tot jij hem eruit kon halen’. Naar het oordeel van het hof bedoelt [medeverdachte] hiermee dat hij tegen [slachtoffer 1] had gezegd dat hij pas uit de kist/box mocht komen als [medeverdachte] dat tegen verdachte had gezegd.
Feit 3
Op grond van de bovenstaande bewijsmiddelen is vast komen te staan dat verdachte [slachtoffer 1] te weinig en ongeregeld (beschimmeld) eten heeft gegeven. Verdachte en medeverdachte hebben onvoldoende medische zorg voor [slachtoffer 1] gezocht terwijl hij ondervoed was en schimmels had. Omdat [slachtoffer 1] in de kist werd opgesloten moest hij zijn behoeften in de kist doen. Ook was daardoor sprake van onvoldoende hygiëne. Doordat [slachtoffer 1] onvoldoende gekleed werd, werd hij onvoldoende beschermd tegen de kou. [slachtoffer 1] werd immers naakt aangetroffen door de buren op de camping en heeft verklaard dat hij naakt in de kist moest. [slachtoffer 1] is meerdere malen vastgebonden en ook aan verschillende voorwerpen vastgebonden, waardoor hij onvoldoende beweging had.
Het hof is, met de raadsvrouw, van oordeel dat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs is voor het tenlastegelegde bestanddeel van het onthouden van zorg bij fracturen en hoge koorts, zodat verdachte hiervan partieel zal worden vrijgesproken.
Op grond van het voorgaande acht het hof alle tenlastegelegde feiten wettig en overtuigend bewezen. Uit bovenstaande bewijsmiddelen volgt daarnaast dat in alle gevallen sprake is geweest van medeplegen.”
2.2.4
De raadsman van de verdachte heeft bij appelschriftuur van 10 september 2018 het verzoek gedaan tot het als getuigen horen van [slachtoffer 1] (de op [geboortedatum] 2008 geboren zoon van de verdachte) en [slachtoffer 2] (de op [geboortedatum] 2010 geboren dochter van de verdachte). Op de terechtzitting in hoger beroep van 5 februari 2019 heeft de raadsman dit verzoek gehandhaafd. Het hof heeft bij tussenarrest van 19 februari 2019 de zaak verwezen naar de raadsheer-commissaris om een deskundige te laten rapporteren over de vraag of en in hoeverre de gezondheid en/of het welzijn van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] door het als getuige afleggen van een verklaring in deze zaak in gevaar wordt gebracht. Daarbij heeft het hof de deskundige de opdracht gegeven om voor beide kinderen afzonderlijk, gemotiveerd aan te geven waarom een verhoor wel of niet mogelijk is, en als een verhoor wel mogelijk is of daarvoor beperkende voorwaarden gelden, uitgaande van de verhoormogelijkheden in een verhoorstudio of bij de raadsheer-commissaris. Op 14 oktober 2019 heeft de door de raadsheer-commissaris benoemde gedragsdeskundige [betrokkene 2] , registerpsycholoog NIP (kinder en jeugd), rapporten uitgebracht.
2.2.5
Het hof heeft op de terechtzitting in hoger beroep van 8 juni 2020 het verzoek tot het als getuigen horen van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] afgewezen en heeft daartoe overwogen:
“Het hof stelt voorop dat beide getuigenverzoeken inhoudelijk zijn beoordeeld op basis van het criterium van het verdedigingsbelang. Het hof dient dus te beoordelen of de verdachte door afwijzing van de getuigenverzoeken in zijn verdediging zou worden geschaad. Ten aanzien van beide getuigenverzoeken is het hof van oordeel dat dit het geval is, aangezien beide getuigen in een eerder stadium van het strafrechtelijk onderzoek een belastende verklaring hebben afgelegd.
Verder heeft het hof gelet op artikel 288, eerste lid, aanhef en onder b, van het Wetboek van Strafvordering, waaruit voortvloeit dat het hof een getuigenverzoek kan afwijzen als het van oordeel is dat het gegronde vermoeden bestaat dat de gezondheid of het welzijn van de getuige door het afleggen van een verklaring in gevaar wordt gebracht en het voorkomen van dit gevaar zwaarder weegt dan het belang van de verdediging om de getuige te kunnen ondervragen. In dit verband heeft (jeugd)psycholoog [betrokkene 2] (hierna: de deskundige) een psychologisch onderzoek verricht naar zowel [slachtoffer 1] als [slachtoffer 2] .
In verband met het verzoek betreffende [slachtoffer 1] overweegt het hof het volgende.
Over [slachtoffer 1] heeft de deskundige onder meer het volgende gerapporteerd:
8. FORENSISCH PSYCHOLOGISCHE BESCHOUWING
Onderzoek heeft uitgewezen dat [slachtoffer 1] een nog heel kwetsbare jongen is die een heel andere ontwikkeling lijkt door te maken dan de meeste jongens van zijn leeftijd. In zijn uiterlijke verschijning en in het sociale contact met zijn klasgenoten oogt hij nog steeds minstens twee jaar jonger en als een acht/negenjarige. In emotioneel opzicht is [slachtoffer 1] erg kwetsbaar en reageert hij snel als een heel kleine jongen met erg angstig, boos ontregeld gedrag als hij erg onder druk komt te staan. In het dagelijks leven laat hij de afgelopen twee jaren een positieve ontwikkeling zien en weet hij zich meer op te stellen zoals de meeste jongens van zijn leeftijd. Daarentegen is in cognitief opzicht een heel slimme jongen te zien die in didactisch en cognitief opzicht een enorme groei heeft doorgemaakt en nog steeds een versnelling hierin laat zien. Van belang zijn hierbij de sterke kanten van [slachtoffer 1] die zijn gelegen in het goed en accuraat waarnemen van beelden, het analyseren en redeneren. Hij heeft ze vermoedelijk als gevolg van stress en sociale deprivatie nog onvoldoende kunnen toepassen binnen de sociale context, maar gezien zijn sterk mentaliserend vermogen zijn ze in aanleg aanwezig. Het mentaliserend vermogen heeft zichtbaar een langere periode sterk onder druk gestaan gezien de gedesorganiseerde gehechtheidspresentaties. Hoewel hij sinds augustus 2018 onder behandeling is bij een hiervoor gespecialiseerde instelling en hij een traumabehandeling heeft afgerond, worden tijdens het onderhavige onderzoek de kenmerken passend bij de eerder gestelde diagnose van PTSS met bijkomende regulatieproblematiek meteen opnieuw gezien als voorzichtig over zijn verleden wordt gesproken.
9. BEANTWOORDING VAN DE VRAAGSTELLING
1. In hoeverre wordt de gezondheid en/of het welzijn van [slachtoffer 1] , geboren [geboortedatum] 2008 te [geboorteplaats] door het als getuige afleggen van een verklaring in de onderhavige strafzaak, in gevaar gebracht.
Het welzijn van [slachtoffer 1] , die ten tijde van het tenlastegelegde acht jaar oud was, kan ernstig worden geschaad, indien deze minderjarige in de onderhavige zaak op welke wijze dan ook wordt gehoord. (...)
2. Indien verhoor niet mogelijk is, dient te worden aangegeven waarom.
(...) Uit het onderzoek wordt duidelijk dat [slachtoffer 1] een kwetsbare jongen is die zowel in cognitief maar ook [in] sociaal/emotioneel en relationeel opzicht herstellend is van een sterke scheefgroei in zijn ontwikkeling waarin stagnaties nog niet zijn uitgesloten. De verschillende problematieken die [slachtoffer 1] laat zien, lijken niet hun oorsprong te hebben in in aanleg gelegen factoren, maar het zijn hechting, stressfactoren en angst die een dermate belangrijke rol spelen dat de symptomen van een doorgemaakt trauma prominent zichtbaar zijn met PTSS tot gevolg. Er is rust gecreëerd en een behandeling afgerond. Een nieuwe stresssituatie als een verhoor in welke vorm dan ook zal [slachtoffer 1] opnieuw ernstig onder druk zetten, [ervoor zorgen] dat de kans op “second traumatisation” bestaat en hem hiermee nog verder beschadigen.
Het hof heeft geen reden om te twijfelen aan de juistheid van deze bevindingen.
Gelet op de bevindingen van de deskundige is het hof van oordeel dat het gegronde vermoeden bestaat dat de gezondheid of het welzijn van [slachtoffer 1] door het afleggen van een verklaring in gevaar zou worden gebracht. Verder is het hof van oordeel dat het voorkomen van dit gevaar zwaarder weegt dan het belang van de verdediging om [slachtoffer 1] te kunnen ondervragen. Daarbij neemt het hof in aanmerking dat [slachtoffer 1] jong en kwetsbaar is, dat bij hem PTSS is vastgesteld en sprake is van een sterke scheefgroei in zijn ontwikkeling, dat hij de afgelopen twee jaren weliswaar een positieve ontwikkeling heeft doorgemaakt en een traumabehandeling heeft afgerond, maar dat een getuigenverhoor in welke vorm dan ook een reëel risico op ‘second traumatisation’ in het leven zou roepen, waardoor hij nog verder zou worden beschadigd.
Het voorgaande brengt mee dat het hof het onderhavige getuigenverzoek zal afwijzen.
In verband met het verzoek betreffende [slachtoffer 2] overweegt het hof het volgende.
Over [slachtoffer 2] heeft de deskundige het volgende gerapporteerd:
8. FORENSISCH PSYCHOLOGISCHE BESCHOUWING
Onderzoek heeft uitgewezen dat [slachtoffer 2] een heel kwetsbaar meisje is dat in haar algehele ontwikkeling tenminste twee jaar achterstand heeft opgelopen. Er zijn zichtbare signalen die wijzen op een trauma- en stressgerelateerde problematiek voortkomend uit een onveilig verlopen hechting. Er ontbreekt te veel informatie van de periode voorafgaand aan de plaatsing in het huidige pleeggezin om dit diagnostisch officieel in een stoornis vast te kunnen stellen. Er is echter sprake van een zichtbaar patroon van verstoord hechtingsgedrag dat niet bij de ontwikkeling past.
Het verlies van ouders als hechtingspersonen laat zichtbare sporen na in het gedrag van [slachtoffer 2] wat ook te zien is bij de begeleide bezoekcontacten die verschillende keren erna hebben plaatsgevonden. De loyaliteit naar met name moeder is groot en ze wil door haar worden gezien. Niet alleen de verlieservaring van de voor haar belangrijkste hechtingspersoon (haar moeder) maar ook de sterk bedreigende opvoedsituatie waarbij zij overtuigd is dat die door [slachtoffer 1] is veroorzaakt en hij hiervoor schuldig is en mogelijk nog meer traumatiserende gebeurtenissen, maar ook de belastende verklaring die [slachtoffer 2] is gevraagd af te leggen en die haar daarmee in een disloyale positie bracht ten aanzien van moeder, grijpen diep in in het ontwikkelen van het basisvertrouwen. Dit heeft tot gevolg dat de persoonlijkheidsontwikkeling van [slachtoffer 2] op dit moment duidelijk waarneembare verstoringen kent. Verlatingsangst en bindingsangst worden zichtbaar, omdat ze het gevoel heeft in de steek te zijn gelaten, maar ook meent dat zijzelf moeder in de steek [heeft] gelaten. Het normaliseren en opnieuw opbouwen van vertrouwen is een proces dat mogelijk nog jaren kan duren. Dit betekent dat ze behoefte heeft aan ingroei in een pleeggezin dat veiligheid, zorg en liefde kent binnen een stabiel, pedagogisch sterk opvoedklimaat, waar terugval in dit proces dient te worden voorkomen.
9. BEANTWOORDING VAN DE VRAAGSTELLING
1. In hoeverre wordt de gezondheid en/of het welzijn van [slachtoffer 1] , geboren [geboortedatum] 2008 (het hof begrijpt: [slachtoffer 2] , geboren [geboortedatum] 2010) te [geboorteplaats] door het als getuige afleggen van een verklaring in de onderhavige strafzaak, in gevaar gebracht.
Het welzijn van [slachtoffer 2] , die ten tijde van het tenlastegelegde zeven jaar oud was, kan ernstig worden geschaad, indien deze minderjarige in de onderhavige zaak op welke wijze dan ook wordt gehoord. (...)
2. Indien verhoor niet mogelijk is, dient te worden aangegeven waarom
(...) Uit het onderzoek wordt duidelijk dat [slachtoffer 2] een kwetsbaar meisje is dat zowel in cognitief maar ook [in] sociaal/emotioneel en relationeel opzicht een sterke scheefgroei laat zien in haar ontwikkeling waarin stagnaties niet zijn uitgesloten, maar ook herstel tijd nodig blijkt te hebben. De verschillende problematieken die [slachtoffer 2] laat zien, lijken niet hun oorsprong te hebben in in aanleg gelegen factoren, maar het zijn hechting, stressfactoren en angst die een dermate belangrijke rol spelen dat sprake is van een zichtbaar patroon van verstoord hechtingsgedrag dat niet bij de ontwikkeling past. Er is rust gecreëerd en ingroei in het huidige pleeggezin is voorzichtig waarneembaar. Een nieuwe stresssituatie als een verhoor in welke vorm dan ook zal [slachtoffer 2] opnieuw ernstig onder druk zetten, zorgt [ervoor] dal de kans op terugval groot is en kan haar hiermee nog verder beschadigen.
Het hof heeft geen reden om te twijfelen aan de juistheid van deze bevindingen.
Gelet op de bevindingen van de deskundige is het hof van oordeel dat het gegronde vermoeden bestaat dat de gezondheid of het welzijn van [slachtoffer 2] door het afleggen van een verklaring in gevaar zou worden gebracht. Verder is het hof van oordeel dat het voorkomen van dit gevaar zwaarder weegt dan het belang van de verdediging om [slachtoffer 2] te kunnen ondervragen. Daarbij neemt het hof in aanmerking dat [slachtoffer 2] jong en kwetsbaar is, dat er signalen zijn die wijzen op trauma- en stressgerelateerde problematiek die voortkomt uit een onveilig verlopen hechting, dat zij een sterke scheefgroei laat zien in haar ontwikkeling, dat met de plaatsing in een pleeggezin weliswaar rust is gecreëerd en voorzichtig ingroei in het huidige pleeggezin zichtbaar is, maar dat een verhoor in welke vorm dan ook een grote kans op een terugval in het leven zou roepen, waardoor zij nog verder zou worden beschadigd.
Het voorgaande brengt mee dat het hof het onderhavige getuigenverzoek zal afwijzen.
Concluderend wijst het hof beide getuigenverzoeken af.”
2.2.6
De raadsvrouw van de verdachte heeft op de terechtzitting in hoger beroep van 25 september 2023 het verzoek tot het horen van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] als getuigen herhaald en heeft het verweer gevoerd dat zonder zo’n verhoor hun verklaringen van het bewijs moeten worden uitgesloten. Het proces-verbaal van deze terechtzitting houdt daarover in:
“Ik begrijp dat de advocaat-generaal de berichten aanhaalt in haar requisitoir. Ik denk wel dat het belangrijk is om ons te realiseren dat we uit deze berichten in het dossier niet kunnen afleiden wat de situatie van cliënte was op dat moment en wat zij dacht bij het versturen van de berichten. Het beeld dat de advocaat-generaal schetst dat cliënte alles buiten zichzelf legt, is onjuist. Mijn verzoek is om niet de berichten te lezen en daarbij te denken dat je weet wat zij dacht. Ik kan niet voor cliënte een uitgebreide verklaring afleggen. Met een schriftelijke verklaring kun je niet hetzelfde bereiken als met zelf op zitting verschijnen. Een belangrijk punt is hoe cliënte deze situatie had kunnen stoppen. Inmiddels heeft zij geleerd hoe zij zich uit bepaalde situaties kan onttrekken. Daarin legt zij de verantwoordelijkheid bij zichzelf. Ik verzoek u erover na te denken hoe lastig het is om je kind daadwerkelijk uit die situatie van huiselijk geweld te halen. Het is nooit cliënte geweest die dit voor haar kinderen gewild heeft. Zij ziet nu dat zij daarin een heel belangrijke verantwoordelijkheid heeft gemist. Cliënte heeft veel nagedacht over hoe dit heeft kunnen gebeuren. Ze vindt het verschrikkelijk en heeft hulp gezocht om na te denken hoe dit te voorkomen. Ze wil werken naar een zo goed mogelijke toekomst voor haar kinderen. Ze weet dat dit haar niet meer zal overkomen. Ik ga uw hof verzoeken cliënte vrij te spreken. Een belangrijk punt is dat de kinderen niet gehoord zijn door de verdediging.
Destijds is een rapport uitgebracht waarin onderzoek is gedaan naar het horen van de kinderen. Die rapporten zijn inmiddels vier jaar oud, zij dateren uit oktober 2019. Toen was nooit het idee dat de inhoudelijke behandeling zo lang op zich zou kunnen laten wachten. Ik vraag mij af of zo'n rapport nu nog geldt, of dat het nu anders zou zijn. Ik herhaal dan ook het verzoek om de kinderen te horen als getuigen. We kunnen niet nu nog op basis van dat rapport uit 2019 de conclusie trekken dat dit niet zou kunnen.
De Whatsapp-gesprekken bieden onvoldoende steun voor de verklaringen van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] .
Zonder de verklaringen van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] vertelt het rapport van het NFI te weinig.
[slachtoffer 1] is in de periode daarna aangekomen. Wat onvoldoende aandacht krijgt, is dat als het kind thuis in een stressvolle situatie zit, dat allerlei effecten kan hebben. Als het kind dan in een rustigere situatie komt, kan dat leiden tot het verdwijnen van eerdere problemen. We kunnen dan ook niet vaststellen dat het gewicht van [slachtoffer 1] veroorzaakt werd door ondervoeding.
De vraag wat er is gebeurd, wordt beantwoord door de verklaringen van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] , de verdediging heeft hen niet kunnen horen. De rest biedt onvoldoende steun. Primair verzoek ik u daarom cliënte vrij te spreken van feit 1.
Ten aanzien van feit 2 spelen opnieuw de verklaringen van de kinderen een beslissende rol. De Whatsapp-gesprekken geven onvoldoende duidelijkheid en context. Ik verzoek u hetgeen ik ten aanzien van feit 1 heb aangedragen hier als ingelast te beschouwen.
De bewijsmiddelen die de advocaat-generaal aanhaalt om de periode voor 15 maart 2017 te bewijzen zijn niet ondersteunend voor de tenlastelegging. Uit die berichten blijkt niets van opsluiten of vastbinden.”
2.2.7
De bij de stukken gevoegde pleitnotitie van de raadsvrouw van de verdachte houdt ten aanzien van het verweer dat de verklaringen van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] van het bewijs moeten worden uitgesloten in:
“Standpunten ten aanzien van het bewijs
1. Feit 1
- Primair verzoek tot vrijspraak wegens onvoldoende wettig bewijs.
- Verzoek tot uitsluiting van de verklaringen van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] nu zij niet door de verdediging zijn gehoord. Het betreffen belastende verklaringen, terwijl de mogelijkheid van een behoorlijke en effectieve mogelijkheid om hen in enig stadium te ondervragen niet heeft bestaan. Dit terwijl de bewezenverklaringen in beslissende mate steunen op de verklaringen van deze getuigen.
- De whatsapp-gesprekken bevatten onvoldoende context om met zekerheid vast te stellen wat er is gebeurd. Of aan alle berichten uitvoering is gegeven, blijft onduidelijk. Ook is niet met zekerheid vast te stellen of alle berichten over [slachtoffer 1] gaan.
- Het rapport van het NFI en de verklaring van de GGD arts over [slachtoffer 1] bieden geen enkel inzicht in de wijze waarop de ondervoeding is ontstaan en vooral niet wie daarvoor verantwoordelijk is. Hetzelfde geldt voor de waargenomen letsels. Uit het rapport blijkt niet wie het letsel heeft toegebracht.
- Met betrekking tot de ondervoeding is van belang dat het NFI opmerkt dat er meerdere oorzaken kunnen zijn, zoals ernstige diarree.
- De verklaring van de buurvrouw is onvoldoende specifiek om als steunbewijs te kunnen gelden. Daarnaast gaat deze verklaring om een enkel moment, terwijl de verklaringen van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] zien op een langere periode en op een structureel karakter lijken te wijzen.
(...)
2. Feit 2
- Primair verzoek tot vrijspraak.
- Verzoek tot het uitsluiten van de verklaringen van [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] (zie voorgaande) en dientengevolge om vrij te spreken wegens het ontbreken van voldoende wettig en overtuigend bewijs.
(...)
3. Feit 3
- Primair verzoek tot vrijspraak.
- Verzoek tot het uitsluiten van de verklaringen van [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] (zie voorgaande) en dientengevolge om vrij te spreken wegens het ontbreken van voldoende wettig en overtuigend bewijs.”
2.2.8
Het hof heeft het herhaalde verzoek tot het horen van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] als getuigen bij arrest van 9 oktober 2023 afgewezen en hun bij de politie afgelegde verklaringen voor het bewijs gebruikt. Daartoe heeft het hof overwogen:
“De raadsvrouw heeft ter terechtzitting van het hof het verzoek herhaald om [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] als getuigen te horen. De verdediging heeft deze onderzoekswens eerder ingediend bij appelschriftuur. Bij tussenarrest van 19 februari 2019 heeft het hof de zaak verwezen naar de raadsheer-commissaris teneinde een deskundige te benoemen die diende te rapporteren over de vraag of en in hoeverre de gezondheid en/of het welzijn van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] in gevaar wordt gebracht wanneer zij als getuige een verklaring zullen afleggen. De deskundige heeft twee rapportages d.d. 14 oktober 2019 opgesteld waaruit blijkt dat het welzijn van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] ernstig kan worden geschaad wanneer zij in de onderhavige strafzaak als getuige een verklaring dienen af te leggen. Ten aanzien [slachtoffer 1] staat onder meer in het rapport:
Uit het onderzoek wordt duidelijk dat [slachtoffer 1] een kwetsbare jongen is die zowel in cognitief, maar ook in sociaal/emotioneel en relationeel opzicht herstellend is van een sterke scheefgroei in zijn ontwikkeling (...). De verschillende problematieken die [slachtoffer 1] laat zien, lijken niet hun oorsprong te hebben in in aanleg gelegen factoren, maar het zijn hechting, stressfactoren en angst die een dermate belangrijke rol spelen dat symptomen van een doorgemaakt trauma prominent zichtbaar zijn met PTSS tot gevolg. Er is rust gecreëerd en een behandeling is afgerond. Een nieuwe stresssituatie als een verhoor in welke vorm dan ook zal [slachtoffer 1] opnieuw ernstig onder druk zetten, zorgt dat de kans op ‘second traumatisation’ bestaat en (zal/kan) hem hiermee nog verder beschadigen.
Ook ten aanzien van [slachtoffer 2] wordt in het rapport opgemerkt dat een nieuwe stresssituatie als een verhoor in welke vorm dan ook haar opnieuw ernstig onder druk zal zetten en ervoor zal zorgen dat de kans op terugval groot is waardoor zij verder beschadigd kan raken.
Het hof heeft op de regiezitting van 8 juni 2020 op basis van bovengenoemde rapportages de verzoeken tot het horen van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] als getuige afgewezen.
Het hof heeft geen aanleiding om te veronderstellen dat de (psychische) gezondheidsrisico’s voor [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] bij een nieuw verhoor in welke vorm dan ook, zoals beschreven in de bovengenoemde rapportages niet meer aanwezig of sterk verminderd zijn. Het hof is van oordeel dat het voorkomen van gevaar voor de gezondheid en het welzijn van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] zwaarder weegt dan het belang van de verdediging om hen te kunnen ondervragen. Het hof wijst daarom de verzoeken tot het horen van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] af.”
Relevante rechtspraak van de Hoge Raad
2.3
Op grond van artikel 288 lid 1, aanhef en onder b, van het Wetboek van Strafvordering (hierna: Sv) kan de rechter van het verhoor van een niet verschenen getuige afzien als het gegronde vermoeden bestaat dat de gezondheid of het welzijn van de getuige door het afleggen van een verklaring op de terechtzitting in gevaar wordt gebracht en het voorkomen van dit gevaar zwaarder weegt dan het belang om de getuige op de terechtzitting te kunnen ondervragen. Dat betekent dat de rechter, als hij de in artikel 288 lid 1, onder b, Sv genoemde gronden aanwezig acht, het belang van de getuige zwaarder mag laten wegen dan het recht van de verdachte om die getuige te (doen) ondervragen.
De vraag of het in artikel 288 lid 1, onder b, Sv genoemde gegronde vermoeden bestaat dat de gezondheid of het welzijn van de getuige door het afleggen van een verklaring op de terechtzitting in gevaar wordt gebracht, moet worden beantwoord tegen de achtergrond van het in artikel 6 EVRM gegarandeerde recht van de verdachte op een eerlijk proces. Daaruit volgt dat de rechter zijn oordeel ten aanzien van het belang van de getuige moet motiveren aan de hand van concrete feiten en omstandigheden, zoals het oordeel van een deskundige (vgl. EHRM 10 november 2005, nr. 54789/00 (Bocos-Cuesta/Nederland), overwegingen 69 en 72, en HR 6 juli 2010, ECLI:NL:HR:2010:BL9001).
Bij de toetsing in cassatie van de beslissing om op grond van artikel 288 lid 1, aanhef en onder b, Sv het verzoek tot het horen van een getuige af te wijzen kan een rol spelen of de rechter zich heeft uitgelaten over de mogelijkheid om bij het horen als getuige maatregelen te treffen ter bescherming van het belang van de gezondheid of het welzijn van de getuige (vgl. HR 17 maart 2020, ECLI:NL:HR:2020:446).
Beoordeling van de klacht
2.4.1
Het hof heeft in zijn arrest van 9 oktober 2023 het verzoek om [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] als getuigen te horen afgewezen op de in artikel 288 lid 1, onder b, Sv genoemde grond en hun onder 2.2.2 weergegeven verklaringen voor het bewijs gebruikt. Het hof heeft overwogen dat het voorkomen van gevaar voor hun gezondheid en welzijn zwaarder weegt dan het belang van de verdediging om hen te kunnen ondervragen. Aan dat onder 2.2.8 weergegeven oordeel heeft het hof, kort gezegd, ten grondslag gelegd dat de door de raadsheer-commissaris benoemde gedragsdeskundige [betrokkene 2] op 14 oktober 2019 heeft gerapporteerd dat het welzijn van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] ernstig kan worden geschaad als zij in deze strafzaak als getuigen een verklaring moeten afleggen. Het hof heeft verder vastgesteld – gebaseerd op de inhoud van de rapporten van de gedragsdeskundige – dat dit gevaar voor de getuigen is verbonden aan een verhoor ‘in welke vorm dan ook’.
In verband met het tijdsverloop sinds de voormelde rapporten heeft het hof overwogen dat het “geen aanleiding [heeft] om te veronderstellen dat de (psychische) gezondheidsrisico’s voor [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] bij een nieuw verhoor in welke vorm dan ook” ten tijde van de uitspraak van het hof niet meer aanwezig of sterk verminderd zijn.
2.4.2
Dit oordeel is – gelet op wat onder 2.3 is vooropgesteld – niet zonder meer begrijpelijk gezien het tijdsverloop van bijna vier jaren tussen de totstandkoming van de genoemde rapporten van de gedragsdeskundige van 14 oktober 2019 en de afwijzing van het verzoek door het hof op 9 oktober 2023, en in aanmerking genomen dat het hof niet (bijvoorbeeld door middel van een nader bericht van een gedragsdeskundige) is nagegaan of de in de rapporten beschreven belemmeringen om als getuigen te kunnen worden gehoord nog actueel waren en of er mogelijkheden waren deze belemmeringen weg te nemen of te beperken zodat de verdediging het ondervragingsrecht ten aanzien van deze getuigen zou kunnen uitoefenen.
2.5
Voor zover het cassatiemiddel hierover klaagt, slaagt het.

3.Beoordeling van de cassatiemiddelen voor het overige

Gelet op de beslissing die hierna volgt, is bespreking van de cassatiemiddelen voor het overige niet nodig.

4.Beslissing

De Hoge Raad:
- vernietigt de uitspraak van het hof;
- wijst de zaak terug naar het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, opdat de zaak opnieuw wordt berecht en afgedaan.
Dit arrest is gewezen door de vice-president V. van den Brink als voorzitter, en de raadsheren T.B. Trotman en R. Kuiper, in bijzijn van de waarnemend griffier H.J.S. Kea, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
8 juli 2025.