Uitspraak
1.Procesverloop in cassatie
2.Beoordeling van het cassatiemiddel
3.Ambtshalve beoordeling van de uitspraak van het hof
4.Beslissing
8 juli 2025.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 8 juli 2025 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 14 februari 2023. De verdachte, geboren in 1989, was in hoger beroep veroordeeld voor mishandeling met zwaar lichamelijk letsel tot gevolg, waarbij hij een ander met kracht tegen het hoofd sloeg bij de ingang van een supermarkt. Dit leidde tot een schedelbreuk en zwaar hersenletsel bij het slachtoffer. De advocaat van de verdachte, J. Velthoven, heeft een cassatiemiddel ingediend, terwijl de advocaat-generaal P.M. Frielink heeft geconcludeerd tot vernietiging van het bestreden arrest, maar alleen wat betreft de opgelegde gevangenisstraf. De Hoge Raad heeft de klachten over de uitspraak van het hof beoordeeld en geconcludeerd dat deze niet kunnen leiden tot vernietiging van de uitspraak. De Hoge Raad heeft echter ambtshalve vastgesteld dat de redelijke termijn, zoals bedoeld in artikel 6 lid 1 van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens, is overschreden, omdat er meer dan twee jaar zijn verstreken sinds het instellen van het cassatieberoep. Dit heeft geleid tot een vermindering van de opgelegde gevangenisstraf van vijf maanden naar vier maanden en drie weken. De Hoge Raad heeft het beroep voor het overige verworpen.