Uitspraak
1.Procesverloop in cassatie
2.Beoordeling van het eerste cassatiemiddel
3.Beoordeling van het tweede cassatiemiddel
4.Beslissing
2 september 2025.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 2 september 2025 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het gerechtshof 's-Hertogenbosch. De verdachte was beschuldigd van het medeplegen van voorbereidingshandelingen voor de productie van amfetamine en/of MDMA, in strijd met de Opiumwet. De verdachte had verzocht om het horen van een getuige, die tevens medeverdachte was, maar het hof had dit verzoek afgewezen op grond van de onvindbaarheid van de getuige. De Hoge Raad herhaalde relevante overwegingen uit een eerder arrest en oordeelde dat het hof onvoldoende had gemotiveerd waarom het onaannemelijk was dat de getuige binnen een aanvaardbare termijn kon worden gehoord. De Hoge Raad stelde vast dat het hof niet had aangetoond dat de politie was betrokken bij de inspanningen om de getuige te traceren en dat er geen concrete informatie was over mogelijke aanvullende inspanningen na het opmaken van het proces-verbaal van 7 april 2022. Hierdoor was het oordeel van het hof niet toereikend gemotiveerd. De Hoge Raad vernietigde het arrest van het hof en wees de zaak terug voor herbehandeling.