Uitspraak
1.Procesverloop in cassatie
2.Beoordeling van het cassatiemiddel
3.Beslissing
28 januari 2025.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 28 januari 2025 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het gerechtshof Den Haag. Het beroep in cassatie is ingesteld door de verdachte, die in deze zaak wordt vertegenwoordigd door advocaat B. Kizilocak uit Rotterdam. De verdachte is geboren in 2001 en wordt beschuldigd van het voorhanden hebben van een vuurwapen, dat is aangetroffen in de auto van de verdachte. De verdediging heeft verweer gevoerd dat strekt tot bewijsuitsluiting, met een beroep op vormverzuimen bij de doorzoeking van de auto, zoals bedoeld in artikel 359a van het Wetboek van Strafvordering.
De plaatsvervangend advocaat-generaal V.M.A. Sinnige heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep. De Hoge Raad heeft de klachten over de uitspraak van het hof beoordeeld en geconcludeerd dat deze klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van de uitspraak van het gerechtshof. De Hoge Raad heeft in zijn beoordeling geen motivering hoeven geven, omdat het niet nodig was om vragen te beantwoorden die van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht, zoals vermeld in artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie.
Uiteindelijk heeft de Hoge Raad het beroep verworpen, waarmee de uitspraak van het gerechtshof in stand blijft. Dit arrest is gewezen door vice-president M.J. Borgers als voorzitter, samen met raadsheren Y. Buruma en A.L.J. van Strien, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting.