ECLI:NL:HR:2025:1296
Hoge Raad
- Cassatie
- Rechtspraak.nl
Cassatie tegen uitspraak Gerechtshof Den Haag inzake belastingzaak
In deze zaak heeft belanghebbende, aangeduid als [X], beroep in cassatie ingesteld tegen de uitspraak van het Gerechtshof Den Haag van 12 maart 2024, nummer BK-23/333. Dit beroep volgde op een verzet van belanghebbende tegen een eerdere uitspraak van het Gerechtshof van 22 juni 2023. De Staatssecretaris van Financiën, vertegenwoordigd door [P], heeft een verweerschrift ingediend. De Hoge Raad heeft de klachten van belanghebbende over de uitspraak van het Hof beoordeeld. De Hoge Raad oordeelt dat de klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van de uitspraak van het Hof. Het is niet nodig om te motiveren waarom dit oordeel is gegeven, aangezien de vragen die aan de orde zijn niet van belang zijn voor de eenheid of ontwikkeling van het recht, zoals vermeld in artikel 81, lid 1, van de Wet op de rechterlijke organisatie. De Hoge Raad heeft ook geen aanleiding gezien om een veroordeling in de proceskosten uit te spreken. Uiteindelijk verklaart de Hoge Raad het beroep in cassatie ongegrond. Dit arrest is uitgesproken op 12 september 2025 door de vice-president M.E. van Hilten als voorzitter, samen met de raadsheren E.N. Punt en M.A. Fierstra, in aanwezigheid van de waarnemend griffier E. Cichowski.