In deze zaak heeft de Hoge Raad op 26 september 2025 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure over de tariefverhoging van de onroerendezaakbelastingen voor eigenaren van niet-woningen in de gemeente Vlaardingen. Het dagelijks bestuur van de Regionale Belasting Groep had beroep in cassatie ingesteld tegen een uitspraak van het Gerechtshof Den Haag, waarin het Hof had geoordeeld dat de verhoging van het tarief in strijd was met het evenredigheidsbeginsel. De belanghebbende, [X] B.V., had in cassatie een verweerschrift ingediend en ook incidenteel beroep ingesteld. De Hoge Raad oordeelde dat het Hof onvoldoende had gemotiveerd dat de nadelige gevolgen van de tariefverhoging voor eigenaren van niet-woningen waren afgewogen. De Hoge Raad concludeerde dat de onzorgvuldige voorbereiding en gebrekkige motivering van het verdubbelingsbesluit ertoe leidde dat het voorschrift in de Verordening buiten toepassing moest worden gelaten. De Hoge Raad heeft de aanslagen verminderd tot de tarieven die golden voor het jaar 2020, en het Dagelijks Bestuur werd veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten van de belanghebbende. De beslissing over de hoogte van de proceskostenvergoeding werd aangehouden totdat nadere gegevens waren verstrekt.