Uitspraak
1.Procesverloop
de beschikking in de zaak C/10/696688 / FA RK 25-2312 van de rechtbank Rotterdam van 24 april 2025.
2.Uitgangspunten en feiten
3.Beoordeling van het middel
4.Beslissing
10 oktober 2025.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 10 oktober 2025 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure betreffende een zorgmachtiging onder de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz). Betrokkene, vertegenwoordigd door advocaat D. Rijpma, had beroep in cassatie ingesteld tegen een beschikking van de rechtbank Rotterdam van 24 april 2025, waarin een zorgmachtiging voor twaalf maanden was verleend. De officier van justitie in het arrondissement Rotterdam, als verweerder, was niet verschenen en had geen verweerschrift ingediend.
De Hoge Raad heeft vastgesteld dat de rechtbank niet tijdig had beslist op het verzoekschrift van de officier van justitie, dat op 26 maart 2025 was ingediend. De zorgmachtiging die op 29 oktober 2024 was verleend, was op 20 april 2025 van rechtswege vervallen, omdat de rechtbank niet binnen de wettelijke termijn van drie weken had beslist. Hierdoor kon de rechtbank de nieuwe zorgmachtiging niet voor de duur van twaalf maanden verlenen, maar slechts voor maximaal zes maanden.
De Hoge Raad heeft de beschikking van de rechtbank vernietigd voor zover deze bepaalde dat de zorgmachtiging gold tot en met 24 april 2026. In plaats daarvan heeft de Hoge Raad de duur van de zorgmachtiging beperkt tot zes maanden, tot en met 24 oktober 2025. Deze beslissing is in het openbaar uitgesproken door de raadsheer A.E.B. ter Heide.