ECLI:NL:HR:2025:1617
Hoge Raad
- Cassatie
- Rechtspraak.nl
Cassatie over belastingaanslag en gerichte vrijstellingen voor piloot werkzaam voor Ierse luchtvaartmaatschappij
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 24 oktober 2025 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure die was aangespannen door de Staatssecretaris van Financiën tegen [X], hierna aangeduid als belanghebbende. De zaak betreft een belastingaanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen voor het jaar 2016, die aan belanghebbende was opgelegd door de Inspecteur. Belanghebbende, een piloot die in 2016 voor een Ierse luchtvaartmaatschappij werkte, had zijn inkomsten aangemeld via een uitzendbureau en ontving vergoedingen van vennootschappen [C] en [D], waarvan hij medeaandeelhouder was. De Inspecteur rekende een deel van deze vergoedingen tot het belastbare loon, terwijl belanghebbende stelde dat deze vergoedingen fiscaal vrijgesteld waren.
Het Gerechtshof Den Haag had eerder geoordeeld dat de vergoedingen die belanghebbende ontving onder de benaming 'expenses' niet als loon belastbaar waren, maar dat belanghebbende niet kon aantonen dat er meer kosten waren die als gerichte vrijstellingen konden worden aangemerkt dan het door de Inspecteur voorgestelde bedrag van € 7.700. De Hoge Raad bevestigde het oordeel van het Hof en oordeelde dat de Inspecteur zijn aanvankelijke standpunt had prijsgegeven door een compromisvoorstel te doen. De Hoge Raad verklaarde het beroep in cassatie ongegrond en veroordeelde de Staatssecretaris in de proceskosten van belanghebbende, vastgesteld op € 1.814 voor beroepsmatig verleende rechtsbijstand.