ECLI:NL:HR:2025:1618

Hoge Raad

Datum uitspraak
24 oktober 2025
Publicatiedatum
23 oktober 2025
Zaaknummer
24/00888
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie over navorderingsaanslagen inkomstenbelasting en vrijstellingsformulier pensioen woonland België

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 24 oktober 2025 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure die was aangespannen door de Staatssecretaris van Financiën tegen de erfgenaam van [A], hierna aangeduid als belanghebbende. De zaak betreft navorderingsaanslagen in de inkomstenbelasting over de jaren 2014 tot en met 2017, die aan belanghebbende waren opgelegd, evenals de daarbij behorende beschikkingen inzake belastingrente. De uitspraak van het Gerechtshof 's-Hertogenbosch van 31 januari 2024, waartegen het cassatieberoep was ingesteld, had betrekking op de vraag of het risico van het niet stellen van een vraag in het vrijstellingsformulier voor de heffing over het pensioen in het woonland België voor rekening van de Inspecteur komt.

De Hoge Raad heeft de klachten van de Staatssecretaris beoordeeld en geconcludeerd dat deze niet kunnen leiden tot vernietiging van de uitspraak van het Hof. De Hoge Raad heeft daarbij aangegeven dat het niet nodig is om te motiveren waarom tot dit oordeel is gekomen, aangezien de vragen die aan de orde zijn niet van belang zijn voor de eenheid of ontwikkeling van het recht. De Advocaat-Generaal R.J. Koopman had eerder geconcludeerd tot ongegrondverklaring van het beroep in cassatie, en de Staatssecretaris heeft schriftelijk op deze conclusie gereageerd.

In de beslissing heeft de Hoge Raad het beroep in cassatie ongegrond verklaard en de Staatssecretaris van Financiën veroordeeld in de proceskosten van belanghebbende, vastgesteld op € 2.721 voor beroepsmatig verleende rechtsbijstand. Tevens is er een griffierecht van € 559 opgelegd aan de Staatssecretaris van Financiën. Deze uitspraak is openbaar uitgesproken door de vice-president en de raadsheren in aanwezigheid van de waarnemend griffier.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
BELASTINGKAMER
Nummer24/00888
Datum24 oktober 2025
ARREST
in de zaak van
de STAATSSECRETARIS VAN FINANCIËN
tegen
de erfgenaam van [A] (hierna: belanghebbende)
op het beroep in cassatie tegen de uitspraak van het Gerechtshof 's-Hertogenbosch van 31 januari 2024, nrs. 21/01055 tot en met 21/01058 [1] , op het hoger beroep van belanghebbende tegen een uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant (nrs. BRE 20/6569 tot en met 20/6572) betreffende aan belanghebbende over de jaren 2014 tot en met 2017 opgelegde navorderingsaanslagen in de inkomstenbelasting en de daarbij gegeven beschikkingen inzake belastingrente.

1.Geding in cassatie

De Staatssecretaris, vertegenwoordigd door [P] , heeft tegen de uitspraak van het Hof beroep in cassatie ingesteld. Het beroepschrift in cassatie is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
Belanghebbende, vertegenwoordigd door M.E.P.M. Coenen, heeft een verweerschrift ingediend.
De Advocaat-Generaal R.J. Koopman heeft op 22 november 2024 geconcludeerd tot ongegrondverklaring van het beroep in cassatie. [2]
De Staatssecretaris heeft schriftelijk op de conclusie gereageerd.

2.Beoordeling van het middel

2.1
De eerste klacht van het middel keert zich tegen het oordeel van het Hof dat het risico van het achterwege laten van een vraag in het vrijstellingsformulier naar de heffing over het pensioen in het woonland België voor rekening van de Inspecteur komt. De klacht faalt op de gronden die zijn vermeld in de onderdelen 9.5 en 9.6 van de conclusie van de Advocaat-Generaal.
2.2
De Hoge Raad heeft ook de overige klachten over de uitspraak van het Hof beoordeeld. De uitkomst hiervan is dat ook deze klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van die uitspraak. De Hoge Raad hoeft niet te motiveren waarom hij tot dit oordeel is gekomen. Bij de beoordeling van deze klachten is het namelijk niet nodig om antwoord te geven op vragen die van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht (zie artikel 81, lid 1, van de Wet op de rechterlijke organisatie).

3.Proceskosten

De Staatssecretaris zal worden veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie.

4.Beslissing

De Hoge Raad:
- verklaart het beroep in cassatie ongegrond, en
- veroordeelt de Staatssecretaris van Financiën in de kosten van belanghebbende voor het geding in cassatie, vastgesteld op € 2.721 voor beroepsmatig verleende rechtsbijstand.
Dit arrest is gewezen door de vice-president J.A.R. van Eijsden als voorzitter, en de raadsheren M.W.C. Feteris, M.T. Boerlage, A.E.H. van der Voort Maarschalk en F.G.F. Peters, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier J.A.J. Lafleur, en in het openbaar uitgesproken op 24 oktober 2025.
Van de Staatssecretaris van Financiën wordt een griffierecht geheven van € 559.