Uitspraak
1.Procesverloop in cassatie
2.Beoordeling van het cassatiemiddel
3.Ambtshalve beoordeling van de uitspraak van het hof
4.Beslissing
4 november 2025.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 4 november 2025 uitspraak gedaan in een cassatieberoep tegen een arrest van het gerechtshof Amsterdam van 3 augustus 2023. De verdachte, geboren in 2003, was aangeklaagd voor het opzettelijk aanwezig hebben van 40,2 gram cocaïne, aangetroffen in een trainingspak in de kledingkast op zijn slaapkamer. De advocaten M.A.C. de Bruijn en L.C. Hemmer hebben namens de verdachte een cassatiemiddel ingediend. De advocaat-generaal M.E. van Wees heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep. De Hoge Raad heeft de klachten over de uitspraak van het hof beoordeeld en geconcludeerd dat deze niet kunnen leiden tot vernietiging van de uitspraak. De Hoge Raad heeft geen verdere motivering gegeven, aangezien het niet nodig was om vragen te beantwoorden die van belang zijn voor de eenheid of ontwikkeling van het recht, zoals vermeld in artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie. Tevens heeft de Hoge Raad ambtshalve beoordeeld dat de redelijke termijn, zoals bedoeld in artikel 6 lid 1 van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens, is overschreden, maar heeft besloten dat er geen verdere rechtsgevolgen aan deze constatering verbonden hoeven te worden. Uiteindelijk heeft de Hoge Raad het beroep verworpen.