Uitspraak
1.Procesverloop in cassatie
2.Beoordeling van het derde cassatiemiddel
(i) Namens de verdachte is op 4 oktober 2017 hoger beroep ingesteld.
(ii) De verdachte bevond zich ten tijde van het instellen van hoger beroep in verband met de zaak in voorlopige hechtenis.
(iii) De verdachte heeft zich in deze voorlopige hechtenis bevonden tot 13 augustus 2019.
(iv) Het hof heeft op 30 augustus 2023 einduitspraak gedaan.
(...)
Als de verdachte gedurende een procesfase in totaal zestien maanden of langer heeft doorgebracht in voorlopige hechtenis, dan moet de feitenrechter uitgaan van een duur van zestien maanden waarbinnen, na de aanvang van de redelijke termijn respectievelijk het instellen van het rechtsmiddel, de behandeling van de zaak op de terechtzitting in de betreffende instantie (eerste aanleg of hoger beroep) in de regel met een einduitspraak moet zijn afgerond.
Als de tijd die de verdachte tijdens een procesfase in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht minder dan zestien maanden bedraagt, dan neemt de rechter als uitgangspunt dat de behandeling van de zaak op de terechtzitting in de betreffende instantie (eerste aanleg of hoger beroep) in de regel met een einduitspraak moet zijn afgerond binnen twee jaren na de aanvang van de redelijke termijn respectievelijk het instellen van het rechtsmiddel. De rechter kan daarvan echter afwijken – en dan kiezen voor het uitgangspunt van afronding binnen zestien maanden – als de verhouding tussen de tijd die de verdachte in de betreffende procesfase in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, en de tijd waarin dat niet het geval is geweest, daartoe aanleiding geeft. Hiervoor laat zich geen algemene regel geven. Het oordeel van de feitenrechter hierover kan de Hoge Raad daarom alleen op begrijpelijkheid toetsen.
3.Beoordeling van het vierde cassatiemiddel
(...)
4.Beoordeling van het vijfde cassatiemiddel
5.Beoordeling van de overige cassatiemiddelen
6.Ambtshalve beoordeling van de uitspraak van het hof
7.Beslissing
25 november 2025.