Uitspraak
1.Procesverloop
2.Uitgangspunten en feiten
De rechtbank:
3.Beoordeling van het middel
4.Beslissing
28 november 2025.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 28 november 2025 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure betreffende een zorgmachtiging. Betrokkene, die niet aanwezig was bij de zittingen, had beroep in cassatie ingesteld tegen de beschikking van de rechtbank Midden-Nederland van 14 oktober 2024, waarin een zorgmachtiging voor de duur van twaalf maanden was verleend. De rechtbank had vastgesteld dat betrokkene op de hoogte was van de zitting, maar niet bereid was zich te laten horen. De advocaat van betrokkene had verklaard dat hij geen contact had kunnen krijgen met zijn cliënt, en de psycholoog had aangegeven dat betrokkene geen meerwaarde zag in de zitting.
De Hoge Raad oordeelde dat de rechtbank onvoldoende had gemotiveerd dat betrokkene niet bereid was zich te laten horen. Volgens artikel 6:1 lid 1 van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz) dient de rechter de betrokkene te horen, tenzij deze niet in staat of niet bereid is om te verschijnen. De Hoge Raad benadrukte dat de rechter de omstandigheden waaronder de betrokkene zich niet heeft laten horen, zorgvuldig moet afwegen en dat de motivering van de rechtbank in dit geval tekortschiet.
De Hoge Raad heeft de beschikking van de rechtbank vernietigd en het geding terugverwezen naar de rechtbank Midden-Nederland voor verdere behandeling. Deze uitspraak benadrukt het belang van de rechtsbescherming van betrokkene in procedures rondom zorgmachtigingen en de noodzaak voor de rechter om zorgvuldig te motiveren waarom een betrokkene niet gehoord kan worden.