ECLI:NL:HR:2025:1834
Hoge Raad
- Cassatie
- Rechtspraak.nl
Cassatie over onroerendezaakbelastingen en proceskostenvergoeding
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 5 december 2025 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure die was aangespannen door het dagelijks bestuur van de Regionale Belasting Groep tegen [X] B.V. De zaak betreft de onroerendezaakbelastingen voor het jaar 2021. De Hoge Raad heeft eerder, in een arrest van 26 september 2025, bepaald dat de uitspraak van het Gerechtshof Den Haag niet in stand kan blijven en dat de aanslagen in de onroerendezaakbelastingen voor eigenaren verminderd moeten worden tot de WOZ-waarden van de desbetreffende onroerende zaken, berekend naar het tarief dat gold voorafgaand aan 2021.
In de huidige uitspraak heeft de Hoge Raad zich gebogen over de omvang van de vergoeding van de kosten van de cassatieprocedure. Belanghebbende, [X] B.V., heeft op 5 november 2025 aangegeven dat een oordeel over de proceskostenvergoeding niet langer nodig is, omdat partijen een afspraak hebben gemaakt. Hierdoor zag de Hoge Raad geen aanleiding meer om het dagelijks bestuur van de Regionale Belasting Groep te veroordelen in de kosten van de cassatieprocedure.
De Hoge Raad heeft het principale beroep in cassatie van het dagelijks bestuur ongegrond verklaard en het incidentele beroep van belanghebbende gegrond. De uitspraak van het Hof is vernietigd, maar enkel voor zover deze betrekking heeft op de vermindering van de aanslagen in de onroerendezaakbelastingen voor het jaar 2021. De Hoge Raad heeft de aanslagen verminderd tot de waarde van de onroerende zaken zoals deze volgt uit de beschikkingen op grond van de Wet waardering onroerende zaken, en naar het geldende tarief voor eigenaren van niet-woningen.