ECLI:NL:HR:2025:1851
Hoge Raad
- Cassatie
- Rechtspraak.nl
Cassatie over de uitsluiting van de volksverzekeringen voor een werknemer met werkzaamheden buiten de EU
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 5 december 2025 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure die was aangespannen door [X] tegen de Raad van Bestuur van de Sociale Verzekeringsbank (SVB). De zaak betreft de vraag of belanghebbende, die van 1 september 2007 tot 1 oktober 2015 in dienst was bij een Zwitserse werkgever en werkzaamheden verrichtte op een schip onder Panamese vlag, verzekerd was voor de Algemene Ouderdomswet (AOW) gedurende de periode van 1 september 2007 tot en met 30 september 2015. De Centrale Raad van Beroep had eerder geoordeeld dat belanghebbende in de periode van 1 september 2007 tot en met 31 maart 2012 niet verzekerd was voor de AOW, omdat de wetgeving van de vestigingsstaat van de werkgever (Zwitserland) van toepassing was. Voor de periode van 1 april 2012 tot en met 30 september 2015 was Nederland de bevoegde lidstaat, maar de Centrale Raad oordeelde dat belanghebbende was uitgesloten van de kring der verzekerden op basis van een besluit van de SVB van 4 februari 2019. Belanghebbende had geen rechtsmiddelen aangewend tegen dit besluit en wenste ook geen herziening aan te vragen. De Hoge Raad heeft het beroep in cassatie ongegrond verklaard, waarbij het de oordelen van de Centrale Raad heeft bevestigd. De Hoge Raad oordeelde dat de SVB terecht had aangenomen dat belanghebbende niet verzekerd was voor de AOW en dat de klachten van belanghebbende faalden. De Hoge Raad heeft geen aanleiding gezien voor een veroordeling in de proceskosten.