ECLI:NL:HR:2025:1863

Hoge Raad

Datum uitspraak
5 december 2025
Publicatiedatum
4 december 2025
Zaaknummer
25/02649
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontvankelijkheid van het beroep in cassatie inzake belastingrecht

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 5 december 2025 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure die was ingesteld door [X], vertegenwoordigd door R. Zilver, tegen een uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant van 11 juli 2025. Het beroep in cassatie was gericht tegen de uitspraak met nummers BRE 23/1427 t/m 23/1440. De Hoge Raad heeft beoordeeld of het beroep ontvankelijk was. Het beroepschrift dat via het webportaal van de Hoge Raad was ingediend, voldeed niet aan de vereisten van artikel 6:5, lid 1, letter d, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), omdat het geen gronden van het beroep bevatte. De griffier van de Hoge Raad heeft op 31 juli 2025 een bericht in het digitale dossier van belanghebbende geplaatst, waarin belanghebbende de gelegenheid kreeg om het verzuim binnen zes weken te herstellen. Deze termijn eindigde op 11 september 2025. De Hoge Raad ging ervan uit dat belanghebbende het bericht op 31 juli 2025 had ontvangen, conform artikel 8:36c, lid 2, Awb. Aangezien belanghebbende het verzuim niet heeft hersteld, heeft de Hoge Raad het beroep in cassatie niet-ontvankelijk verklaard, met toepassing van artikel 6:6 Awb. De Hoge Raad heeft geen aanleiding gezien om een veroordeling in de proceskosten uit te spreken. Het arrest is openbaar uitgesproken op 5 december 2025.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
BELASTINGKAMER
Nummer25/02649
Datum5 december 2025
ARREST
op het door [X] (hierna: belanghebbende), vertegenwoordigd door R. Zilver, ingestelde beroep in cassatie tegen de uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant van 11 juli 2025, nrs. BRE 23/1427 t/m 23/1440 [1] .

1.Beoordeling van de ontvankelijkheid van het beroep in cassatie

Het via het webportaal van de Hoge Raad ontvangen beroepschrift in cassatie bevat, hoewel artikel 6:5, lid 1, letter d, Awb dit vereist, niet de gronden van het beroep.
De griffier van de Hoge Raad heeft op 31 juli 2025 in het digitale dossier van belanghebbende een bericht geplaatst waarbij belanghebbende in de gelegenheid wordt gesteld dat verzuim binnen zes weken na die datum te herstellen. Die termijn eindigde op 11 september 2025. Van de plaatsing van het hiervoor vermelde bericht in het digitale dossier van belanghebbende is eveneens op 31 juli 2025 een kennisgeving verzonden naar het door belanghebbende voor dit doel opgegeven e-mailadres. Op grond hiervan neemt de Hoge Raad aan dat belanghebbende dit bericht heeft ontvangen, en wel, gelet op artikel 8:36c, lid 2, Awb, op 31 juli 2025.
Belanghebbende heeft het hiervoor bedoelde verzuim niet hersteld. Daarom zal de Hoge Raad met toepassing van artikel 6:6 Awb het beroep in cassatie niet-ontvankelijk verklaren.

2.Proceskosten

De Hoge Raad ziet geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.

3.Beslissing

De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie niet-ontvankelijk.
Dit arrest is gewezen door de vice-president J.A.R. van Eijsden als voorzitter, en de raadsheren A.E.H. van der Voort Maarschalk en W.A.P. van Roij, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier J.P.J. van Kampen, en in het openbaar uitgesproken op 5 december 2025.