Uitspraak
1.Procesverloop
2.Uitgangspunten en feiten
3.Beoordeling van het middel
4.Beslissing
5 december 2025.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 5 december 2025 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure over de waardestijging van een inbrengperceel in het kader van een herverkaveling. De Maatschap, bestaande uit verschillende verzoekers, had beroep in cassatie ingesteld tegen de beschikkingen van de rechtbank Overijssel. De rechtbank had eerder geoordeeld dat de waardestijging van een inbrengperceel die plaatsvond na het peilmoment, zoals bedoeld in artikel 27 lid 3 van de Bilg (oud), niet voor verrekening via de LGR in aanmerking kwam. De Maatschap betoogde dat de omstandigheden van het geval, waaronder een lange tijdsduur tussen het peilmoment en de kavelovergang, aanleiding gaven om van deze regel af te wijken. De Hoge Raad bevestigde echter het oordeel van de rechtbank en oordeelde dat de door de Maatschap aangevoerde omstandigheden onvoldoende waren om tot een andere conclusie te komen. De Hoge Raad verwerpt het cassatieberoep en veroordeelt de Maatschap in de kosten van het geding in cassatie.