ECLI:NL:HR:2025:1967
Hoge Raad
- Cassatie
- Rechtspraak.nl
Cassatie tegen uitspraak Gerechtshof Den Haag over naheffingsaanslagen parkeerbelasting
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 19 december 2025 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure die was ingesteld door [X], hierna aangeduid als belanghebbende, tegen het College van Burgemeester en Wethouders van de Gemeente Zoetermeer. De zaak betreft een beroep in cassatie tegen een uitspraak van het Gerechtshof Den Haag van 15 januari 2025, waarin het hoger beroep van de heffingsambtenaar en het hoger beroep van belanghebbende tegen eerdere uitspraken van de Rechtbank Den Haag werd behandeld. De Rechtbank had eerder naheffingsaanslagen in de parkeerbelasting opgelegd aan belanghebbende.
Belanghebbende, vertegenwoordigd door N.G.A. Voorbach, heeft zijn beroep in cassatie ingesteld na de uitspraak van het Hof. De Advocaat-Generaal R.J. Koopman heeft op 3 oktober 2025 geconcludeerd tot ongegrondverklaring van het beroep in cassatie. De Hoge Raad heeft de klachten van belanghebbende over de uitspraak van het Hof beoordeeld en geconcludeerd dat deze klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van de uitspraak. De Hoge Raad heeft geen verdere motivering gegeven, aangezien het niet nodig was om vragen te beantwoorden die van belang zijn voor de eenheid of ontwikkeling van het recht, zoals vermeld in artikel 81, lid 1, van de Wet op de rechterlijke organisatie.
De Hoge Raad heeft ook geen aanleiding gezien om een veroordeling in de proceskosten uit te spreken. Uiteindelijk heeft de Hoge Raad het beroep in cassatie ongegrond verklaard, en dit arrest is openbaar uitgesproken op 19 december 2025.