ECLI:NL:HR:2025:265

Hoge Raad

Datum uitspraak
14 februari 2025
Publicatiedatum
14 februari 2025
Zaaknummer
24/00848
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verbeurt erfgenaam zijn aandeel in nalatenschap wegens opzettelijke verzwijging

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 14 februari 2025 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tussen [de broer] en [de zus]. De zaak betreft de vraag of [de broer] zijn aandeel in de nalatenschap heeft verbeurd wegens opzettelijke verzwijging, zoals bedoeld in artikel 3:194 lid 2 van het Burgerlijk Wetboek. De Hoge Raad verwijst naar eerdere vonnissen en arresten, waaronder een vonnis van de rechtbank Gelderland van 8 april 2019 en arresten van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 1 december 2020, 8 februari 2022 en 12 december 2023. [de broer] heeft beroep in cassatie ingesteld tegen de arresten van het hof van 8 februari 2022 en 12 december 2023, waarop [de zus] een verweerschrift heeft ingediend. De conclusie van de Advocaat-Generaal W.L. Valk was om het cassatieberoep te verwerpen. De Hoge Raad heeft de klachten van [de broer] beoordeeld en geconcludeerd dat deze niet kunnen leiden tot vernietiging van de arresten. De Hoge Raad heeft geen verdere motivering gegeven, aangezien de vragen die aan de orde zijn niet van belang zijn voor de eenheid of ontwikkeling van het recht. Uiteindelijk heeft de Hoge Raad het beroep verworpen en [de broer] veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie, die zijn begroot op € 361,-- aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
CIVIELE KAMER
Nummer24/00848
Datum14 februari 2025
ARREST
In de zaak van
[de broer],
wonende te [woonplaats],
EISER tot cassatie,
hierna: [de broer],
advocaat: A.C. de Bakker,
tegen
[de zus],
wonende te [woonplaats],
VERWEERSTER in cassatie,
hierna: [de zus],
advocaat: M.E. Bruning.

1.Procesverloop

Voor het verloop van het geding in feitelijke instanties verwijst de Hoge Raad naar:
a. het vonnis in de zaak NL18.12055 van de rechtbank Gelderland van 8 april 2019;
b. de arresten in de zaak 200.261.168 van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 1 december 2020, 8 februari 2022 en 12 december 2023.
[de broer] heeft tegen de arresten van het hof van 8 februari 2022 en 12 december 2023 beroep in cassatie ingesteld.
[de zus] heeft een verweerschrift tot verwerping ingediend.
De zaak is voor partijen toegelicht door hun advocaten.
De conclusie van de Advocaat-Generaal W.L. Valk strekt tot verwerping van het cassatieberoep.
De advocaat van [de broer] heeft schriftelijk op die conclusie gereageerd.

2.Beoordeling van het middel

De Hoge Raad heeft de klachten over de arresten van het hof beoordeeld. De uitkomst hiervan is dat deze klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van de arresten. De Hoge Raad hoeft niet te motiveren waarom hij tot dit oordeel is gekomen. Bij de beoordeling van deze klachten is het namelijk niet nodig om antwoord te geven op vragen die van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht (zie artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie).

3.Beslissing

De Hoge Raad:
- verwerpt het beroep;
- veroordeelt [de broer] in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van [de zus] begroot op € 361,-- aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris.
Dit arrest is gewezen door de vicepresident M.V. Polak als voorzitter en de raadsheren C.E. du Perron en F.J.P. Lock, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer A.E.B. ter Heide op
14 februari 2025.