Uitspraak
1.Procesverloop in cassatie
2.Beoordeling van het cassatiemiddel
3.Beslissing
1 april 2025.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 1 april 2025 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het gerechtshof Amsterdam van 6 juli 2023. De verdachte, geboren in 1973, was in eerste aanleg vrijgesproken van medeplegen poging tot doodslag, maar werd wel veroordeeld voor medeplegen poging tot zware mishandeling. De zaak kwam aan het licht na een conflict dat ontstond toen een gestolen bromfiets, die toebehoorde aan de dochter van de verdachte, door een van de slachtoffers te koop werd aangeboden. De verdachte en zijn medeverdachten hebben de slachtoffers met een honkbalknuppel geslagen en met gebalde vuisten tegen hun hoofden en lichamen geslagen. De Hoge Raad heeft het cassatiemiddel beoordeeld, waarbij de advocaat-generaal D.J.C. Aben concludeerde tot verwerping van het beroep. De Hoge Raad oordeelde dat de klachten over de uitspraak van het hof niet konden leiden tot vernietiging van die uitspraak. De Hoge Raad heeft geen verdere motivering gegeven, aangezien de vragen die aan de orde waren niet van belang waren voor de eenheid of ontwikkeling van het recht, zoals bedoeld in artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie. Uiteindelijk werd het beroep verworpen.