Conclusie
Nummer 23/02742
Inleiding
“medeplegen van poging tot doodslag, meermalen gepleegd”en (2)
“diefstal, voorafgegaan en vergezeld van geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen”veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden, met aftrek conform artikel 27 lid 1 Sr. Daarnaast is een in beslag genomen voorwerp verbeurdverklaard, zijn beslissingen genomen omtrent de vorderingen van de benadeelde partijen en zijn aan de verdachte schadevergoedingsmaatregelen opgelegd, een en ander zoals nader in het arrest bepaald.
De zaak
De bewezenverklaring en bewijsconstructie van het hof ten aanzien van feit 1
een of meerdere malen geslagen met een honkbalknuppel en
meerdere malen met kracht geslagen met gebalde vuist tegen de hoofden en lichamen,
) wilde ook mee naar de afspraak. Hij was er op het moment van de ontmoeting nog niet bij. Ik zag dat de scooter die in de schuur stond, de scooter van mijn dochter was. Ik zei tegen de jongens: ‘ik ga het buiten met mijn zoon bespreken’. Buiten zei ik tegen [medeverdachte 1] dat wij de scooter gingen meenemen. Ik heb die zwager, [medeverdachte 2] , gebeld. Ik zag dat de jongens wilden vluchten. Ik wilde ze tegenhouden. De jongens gingen de schuur in. [medeverdachte 2] kwam erbij. Op een gegeven moment waren wij binnen. De beide jongens waren ook binnen. Ik heb uiteindelijk de scooter opgetild en in de bus gezet, met hulp van [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] .
dit heeft gedaan. Ik hoorde [verdachte] uiteindelijk zeggen dat dit [medeverdachte 2] is.
Ik geloof dat ik met het achterste gedeelte hierna 2 keer op mijn hoofd ben geslagen. Na die eerste klap, ik had toen mijn handen over mijn hoofd, keek ik naar mijn handen en zag ik alleen maar bloed. Toen ik dit zag werd ik nog een keer op mijn hoofd geslagen. Ze sloegen [slachtoffer 2] ook helemaal in elkaar, hetzelfde als bij mij eigenlijk.
) en 2(het hof begrijpt: [medeverdachte 1] )
kwamen op mij over als vader en zoon. Ik zag de honkbalknuppel bij dader 3(het hof begrijpt: [medeverdachte 2] )
in zijn handen. Bij dader 1 zag ik eerst niets, maar later de andere kant van de honkbalknuppel(het hof begrijpt: een deel van de honkbalknuppel)
in de handen. Dader 1 en 3 hadden een deel van de honkbalknuppel die dus doormidden was gebroken. Ze hebben ons echt de tyfus in geslagen. Ik dacht echt dat ik dood zou gaan. Ze bleven maar doorgaan. Ze hebben een minuut of 10 met zijn drieën op ons ingeslagen met dus een honkbalknuppel. Er is meerdere keren met die knuppel op mijn hoofd geslagen, waarbij ik mij heb verweerd met mijn handen. Ondanks dat ben ik wel meerdere keren geraakt op mijn hoofd en ook veel keren op mijn handen, op mijn rug en benen ben ik ook meerdere keren geslagen. Ze hebben alle 3 die knuppel vast gehad, of delen daarvan en ze hebben mij er alle drie mee geslagen. Ik heb dader 3 voornamelijk [slachtoffer 2] zien slaan. Ik ben ook in mijn ballen getrapt, dat deed dader 1.
heeft meer bij [slachtoffer 1] gedaan en op het laatst waren de twee oudere mannen(het hof begrijpt: de verdachte en [medeverdachte 2] )
bij mij. De oudere man uit de bus sloeg mij met iets tegen mijn knieën en de man met de knuppel sloeg mij toen met die knuppel tegen mijn hoofd. De man uit de bus sloeg [slachtoffer 1] vaak. Deze man heeft mij, denk ik, twee keer geslagen, een keer tegen mijn knieën en een keer met zijn vuist.
Het middel en de toelichting erop
een aanmerkelijke kansop een bepaald gevolg in het leven geroepen;
wetenschapgehad van de aanmerkelijke kans dat het gevolg door zijn gedraging zal intreden. Met andere woorden, de verdachte is zich van die aanmerkelijke kans
bewustgeweest;
aanvaard, c.q.
op de koop toegenomen.
vastewaarde, die niet varieert naargelang de aard en ernst van het gevolg. [7]
alledetails van de fysieke werkelijkheid tot in de finesses bekend zouden zijn, was achteraf bezien iedere poging tot de voltooiing van een delict gedoemd te mislukken, en stond de ongelukkige afloop van een met voorwaardelijk opzet voltooid delict reeds bij voorbaat vast. Dergelijke bovenmenselijke kennis speelt in het strafrecht geen rol.
globale– menselijkerwijs kenbare – kennis van de gedraging, bezien naar haar aard en tegen de achtergrond van de omstandigheden van het geval, en (ii) algemene ervaringsregels (generalisaties) omtrent het optreden van causale verbanden tussen een
dergelijkegedraging en de potentiële gevolgen ervan.
objectievemaatstaven aanwezig kon worden geacht. [11] ‘Objectief’, omdat het gaat om een beoordeling van de uiterlijke verschijningsvorm van de gedraging en een inschatting van de kans op het intreden van de potentiële gevolgen ervan
door een objectieve buitenstaander, zoals de rechter. Bepalend is dus niet de inschatting ervan door de dader. Die inschatting komt pas aan bod bij de tweede conditie voor het bewijs van voorwaardelijk opzet, te weten de eis dat de verdachte zich tijdens zijn gedraging bewust is geweest van de aanmerkelijke kans op het intreden van een bepaald gevolg (het kenniselement). [12]
De bespreking van het middel
“een of meerdere malen[zijn]
geslagen met een honkbalknuppel”en
“meerdere malen met kracht[zijn]
geslagen met gebalde vuist tegen de hoofden en lichamen”.
“echt de tyfus in [hebben] geslagen”, waarbij hij dacht dat hij dood zou gaan omdat ze maar door bleven gaan. [18] Tot slot geeft [slachtoffer 1] aan dat alle drie de verdachten met (delen van) de knuppel hebben geslagen. Aangever [slachtoffer 2] verklaart dat hij een klap met de knuppel tegen zijn hoofd heeft gekregen, dat dit de hardste klap was die hij heeft gehad, hij daarna bijna niets meer zag en alles vierdubbel zag. Verder heeft hij verklaard dat de verdachte hem met iets tegen zijn knieën sloeg, waarna medeverdachte [medeverdachte 2] – zo begrijp ik zijn verklaring – hem met de knuppel tegen het hoofd sloeg. [19]
“u zei net dat die grote jongen een gebroken kaak en een blauw oog heeft, dat kan wel kloppen. Die grote jongen heb ik vuistslagen in zijn gezicht gegeven. Ik heb vanaf mijn 14de op boksen en kickboksen gezeten en ik zit nu nog op de sportschool, dus er zit echt goed kracht achter mijn slagen. Die kleine jongen heb ik ook flink met mijn vuist geslagen. Ik heb hem ook een paar keer opgepakt en weggegooid tegen een muur. Ik zag dat er hierdoor ook bloed aan de muur was gekomen. Ik ben echt flink tekeer gegaan”. [21] Aangever [slachtoffer 1] verklaart hierover dat ze helemaal in elkaar werden geslagen, dat hij werd geslagen op zijn hoofd en door de verdachte “
in [zijn] ballen”werd getrapt. [22] Aangever [slachtoffer 2] geeft aan dat hij veel (vuist)slagen heeft gehad, veel slagen heeft kunnen afweren en door verdachte, denkt hij, twee keer is geslagen, een keer tegen zijn knieën en een keer met zijn vuist. [23]
“gedurende een lange tijd ernstig geweld”is gebruikt tegen de aangevers, waarbij de verdachten “
meermalen op vele plaatsen van het lichaam van de aangevers, waaronder het hoofd, welbewust, doelgericht en met kracht[hebben]
geslagen met een honkbalknuppel en met vuisten”, waarna een opsomming wordt gegeven van de geweldshandelingen en het ontstane letsel. [24] Voor wat betreft de aanmerkelijke kans op overlijden wijst het hof vervolgens op de
“algemene ervaringsregel dat delen van het hoofd dusdanig kwetsbaar zijn dat, indien daarop ernstig geweld wordt uitgeoefend, de aanmerkelijke kans bestaat dat dit de dood van het slachtoffer tot gevolg heeft”en wordt verder gewezen op het feit dat ook de andere delen van de lichamen van de aangevers die zijn geraakt zich in enkele gevallen in de directe nabijheid van vitale organen bevinden. Tevens wijst het hof op het vastgestelde letsel, wat een indicatie geeft van de kracht waarmee het geweld jegens de aangevers is uitgeoefend. [25]
kunnenoordelen dat het jegens de slachtoffers uitgeoefende geweld de aanmerkelijke kans op de dood van beiden heeft doen ontstaan. In de toelichting op het middel wordt gewezen op het feit dat het ontbreken van vaststellingen over de grootte van de (op enig moment in tweeën gebroken) honkbalknuppel, de vaststellingen over de aard van het letsel op en rondom het hoofd van de aangevers en de vaststellingen over de overige geweldshandelingen tegen het hoofd en het lichaam maken dat ’s hofs oordeel dat sprake is van een aanmerkelijke kans op de dood van beide aangevers niet zonder meer begrijpelijk is.
“welbewust, doelgericht en met kracht”hebben geslagen met vuisten en een (in tweeën gebroken) houten honkbalknuppel. Voor wat betreft de aanmerkelijkheid van de kans op overlijden heeft het hof gewezen (i) op de
“algemene ervaringsregel dat delen van het hoofd dusdanig kwetsbaar zijn dat, indien daarop ernstig geweld wordt uitgeoefend, de aanmerkelijke kans bestaat dat dit de dood van het slachtoffer tot gevolg heeft”, en heeft het hof uiteengezet (ii) dat tevens andere delen van de lichamen van aangevers die zijn geraakt zich in enkele gevallen in de directe nabijheid van vitale organen bevinden en (iii) dat het vastgestelde letsel een indicatie geeft van de kracht waarmee het geweld is uitgeoefend.