ECLI:NL:HR:2025:514

Hoge Raad

Datum uitspraak
8 april 2025
Publicatiedatum
3 april 2025
Zaaknummer
22/04713
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatieberoep tegen arrest van het gerechtshof Amsterdam inzake economische zaak met betrekking tot afvalstoffenverordening

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 8 april 2025 uitspraak gedaan in een cassatieberoep tegen een arrest van het gerechtshof Amsterdam, economische kamer, van 13 december 2022. De zaak betreft een economische overtreding waarbij de verdachte is beschuldigd van het op grond gooien en achterlaten van papieren zakdoeken, in strijd met artikel 18.1 (oud) van de Afvalstoffenverordening Amsterdam 2009 in samenhang met artikel 10.23.1 (oud) van de Wet milieubeheer. De Hoge Raad heeft eerder op 3 december 2024 geoordeeld dat het cassatieberoep van de verdachte ontvankelijk is. De advocaat-generaal B.F. Keulen heeft in een aanvullende conclusie geconcludeerd tot verwerping van het beroep. De Hoge Raad heeft de klachten over de uitspraak van het hof beoordeeld en geconcludeerd dat deze klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van de uitspraak. De Hoge Raad heeft geen verdere motivering gegeven, aangezien het niet nodig was om vragen te beantwoorden die van belang zijn voor de eenheid of ontwikkeling van het recht. Tevens heeft de Hoge Raad ambtshalve beoordeeld dat de redelijke termijn, zoals bedoeld in artikel 6 lid 1 van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens, is overschreden. De Hoge Raad heeft vastgesteld dat de verdachte strafbaar is verklaard, maar dat er geen straf of maatregel is opgelegd. Uiteindelijk heeft de Hoge Raad het beroep verworpen.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
STRAFKAMER
Nummer22/04713 E
Datum8 april 2025
ARREST
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het gerechtshof Amsterdam, economische kamer, van 13 december 2022, nummer 23-004418-19, in de strafzaak
tegen
[verdachte] ,
geboren in [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1976,
hierna: de verdachte.

1.Verder procesverloop in cassatie

De Hoge Raad heeft bij arrest van 3 december 2024, ECLI:NL:HR:2024:1771, geoordeeld dat het cassatieberoep van de verdachte ontvankelijk is. Bij dat arrest is de advocaat-generaal in de gelegenheid gesteld zich uit te laten over het aanvullende cassatiemiddel.
De advocaat-generaal B.F. Keulen heeft bij aanvullende conclusie geconcludeerd tot verwerping van het beroep.

2.Beoordeling van het cassatiemiddel

De Hoge Raad heeft de klachten over de uitspraak van het hof beoordeeld. De uitkomst hiervan is dat deze klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van die uitspraak. De Hoge Raad hoeft niet te motiveren waarom hij tot dit oordeel is gekomen. Bij de beoordeling van deze klachten is het namelijk niet nodig om antwoord te geven op vragen die van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht (zie artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie).

3.Ambtshalve beoordeling van de uitspraak van het hof

De Hoge Raad doet uitspraak nadat meer dan twee jaren zijn verstreken na het instellen van het cassatieberoep. Dat brengt mee dat de redelijke termijn als bedoeld in artikel 6 lid 1 van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden is overschreden. In het licht van de omstandigheid dat de verdachte strafbaar is verklaard maar dat geen straf of maatregel is opgelegd, volstaat de Hoge Raad met het oordeel dat de redelijke termijn is overschreden, en is er geen aanleiding om aan dat oordeel enig ander rechtsgevolg te verbinden.

4.Beslissing

De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Dit arrest is gewezen door de vice-president M.J. Borgers als voorzitter, en de raadsheren Y. Buruma en T.B. Trotman, in bijzijn van de waarnemend griffier E. Schnetz, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
8 april 2025.