ECLI:NL:HR:2025:591

Hoge Raad

Datum uitspraak
22 april 2025
Publicatiedatum
14 april 2025
Zaaknummer
23/05018
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Eendaadse samenloop van medeplegen gekwalificeerde doodslag en medeplegen diefstal met geweld bij ripdeal in Schiedam

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 22 april 2025 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het gerechtshof Den Haag van 8 december 2023. De zaak betreft een eendaadse samenloop van medeplegen van gekwalificeerde doodslag en medeplegen van diefstal met geweld, die resulteerde in de dood van een persoon tijdens een ripdeal in Schiedam in 2019. De verdachte, geboren in 1988, heeft beroep in cassatie ingesteld, waarbij zijn advocaat O.J. Much een cassatiemiddel heeft voorgesteld. De advocaat-generaal D.J.M.W. Paridaens heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep, met de mogelijkheid van vernietiging en vermindering van de opgelegde gevangenisstraf vanwege overschrijding van de redelijke termijn. De Hoge Raad heeft de klachten over de uitspraak van het hof beoordeeld en geconcludeerd dat deze niet kunnen leiden tot vernietiging van de uitspraak. De Hoge Raad heeft geen verdere motivering gegeven, aangezien het niet nodig was om vragen te beantwoorden die van belang zijn voor de eenheid of ontwikkeling van het recht. Uiteindelijk heeft de Hoge Raad het beroep verworpen.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
STRAFKAMER
Nummer23/05018
Datum22 april 2025
ARREST
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het gerechtshof Den Haag van 8 december 2023, nummer 22-003008-21, in de strafzaak
tegen
[verdachte] ,
geboren in [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1988,
hierna: de verdachte.

1.Procesverloop in cassatie

Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft de advocaat O.J. Much bij schriftuur een cassatiemiddel voorgesteld.
De advocaat-generaal D.J.M.W. Paridaens heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep met eventueel vernietiging en vervolgens vermindering van de duur van de opgelegde gevangenisstraf vanwege overschrijding van de redelijke termijn.

2.Beoordeling van het cassatiemiddel

De Hoge Raad heeft de klachten over de uitspraak van het hof beoordeeld. De uitkomst hiervan is dat deze klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van die uitspraak. De Hoge Raad hoeft niet te motiveren waarom hij tot dit oordeel is gekomen. Bij de beoordeling van deze klachten is het namelijk niet nodig om antwoord te geven op vragen die van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht (zie artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie).

3.Beslissing

De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Dit arrest is gewezen door de vice-president M.J. Borgers als voorzitter, en de raadsheren A.E.M. Röttgering en F. Posthumus, in bijzijn van de waarnemend griffier B.C. Broekhuizen-Meuter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
22 april 2025.