Uitspraak
1.Procesverloop
2.Beoordeling van het middel
3.Beslissing
25 april 2025.
Hoge Raad
In deze zaak hebben de eiseressen, bestaande uit drie besloten vennootschappen, cassatie ingesteld tegen een arrest van het gerechtshof Amsterdam. Het hof had eerder de vordering van de eiseressen afgewezen, die betrekking had op renteswaps en de schending van zorgplicht door ABN AMRO Bank N.V. De Hoge Raad verwijst naar eerdere vonnissen van de rechtbank Amsterdam en het arrest van het hof, waaruit blijkt dat de eiseressen zich beroepen op een schending van de zorgplicht door de bank. De advocaat van de eiseressen heeft schriftelijk gereageerd op de conclusie van de plaatsvervangend Procureur-Generaal, die tot verwerping van het cassatieberoep strekt. De Hoge Raad heeft de klachten van de eiseressen beoordeeld en geconcludeerd dat deze niet kunnen leiden tot vernietiging van het arrest van het hof. De Hoge Raad heeft geen verdere motivering gegeven, aangezien de vragen die aan de orde zijn niet van belang zijn voor de ontwikkeling van het recht. Uiteindelijk heeft de Hoge Raad het beroep verworpen en de eiseressen veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie, die zijn begroot op een totaal van € 10.406, inclusief verschotten en salaris.