ECLI:NL:HR:2025:657

Hoge Raad

Datum uitspraak
22 april 2025
Publicatiedatum
22 april 2025
Zaaknummer
24/04404
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vervolgingsuitlevering van een opgeëiste persoon naar de Verenigde Staten wegens deelname aan een criminele organisatie en andere delicten

In deze zaak gaat het om de uitlevering van een opgeëiste persoon met de Nederlandse nationaliteit aan de Verenigde Staten. De opgeëiste persoon is beschuldigd van deelname aan een criminele organisatie, Opiumwetdelicten en witwassen. Tijdens de behandeling van het uitleveringsverzoek op 30 maart 2023 heeft de raadsman van de opgeëiste persoon een pleitnota overgelegd, waarvan de volledige versie echter ontbreekt in de stukken die aan de Hoge Raad zijn gezonden. Dit heeft geleid tot de vraag of de behandeling van het uitleveringsverzoek en de daaropvolgende uitspraak van de rechtbank Rotterdam nietig zijn. De Hoge Raad heeft vastgesteld dat de volledige pleitnota niet meer beschikbaar zal komen, waardoor het niet mogelijk is om te controleren of er meer verweren zijn gevoerd dan in de uitspraak van de rechtbank zijn vermeld. Dit gebrek heeft geleid tot de conclusie dat de Hoge Raad de uitspraak van de rechtbank moet vernietigen. De Hoge Raad heeft vervolgens bevolen dat de opgeëiste persoon moet worden opgeroepen om te verschijnen op de zitting van de Hoge Raad op 2 juni 2025, waar hij zal worden gehoord over het verzoek tot zijn uitlevering.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
STRAFKAMER
Nummer24/04404 U
Datum22 april 2025
ARREST
op het beroep in cassatie tegen een uitspraak van de rechtbank Rotterdam van 3 oktober 2024, nummer UTL-I-2021017715, op een verzoek van de Verenigde Staten van Amerika tot uitlevering
van
[opgeëiste persoon] ,
geboren in [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1977,
hierna: de opgeëiste persoon.

1.Procesverloop in cassatie

Het beroep is ingesteld door de opgeëiste persoon. Namens deze heeft de advocaat P. van Dongen bij schriftuur cassatiemiddelen voorgesteld.
De plaatsvervangend advocaat-generaal V.M.A. Sinnige heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.

2.Beoordeling van het eerste cassatiemiddel

2.1
Het cassatiemiddel klaagt dat de behandeling van het uitleveringsverzoek op de zitting van 30 maart 2023 en de mede naar aanleiding daarvan gedane uitspraak nietig zijn, omdat de volledige versie van de pleitnota die op deze zitting door de raadsman van de opgeëiste persoon aan de rechtbank is overgelegd, zich niet bij de stukken bevindt.
2.2
Het proces-verbaal van de behandeling van het uitleveringsverzoek op de zitting van 30 maart 2023 houdt in:
“De raadsman voert het woord overeenkomstig de door hem overgelegde pleitnotities. De pleitnotities zijn aan dit proces-verbaal gehecht en maken daarvan deel uit.”
2.3
De volledige versie van de pleitnota die in het proces-verbaal is vermeld, ontbreekt bij de stukken die aan de Hoge Raad zijn gezonden. Naar aanleiding van een door de raadsvrouw op grond van artikel 4.3.6.3 van het Procesreglement Hoge Raad der Nederlanden gedaan verzoek is bij de rechtbank nadere informatie ingewonnen. Op grond van die informatie moet worden aangenomen dat de volledige versie van die pleitnota niet meer beschikbaar zal komen. De Hoge Raad kan daardoor niet nagaan of op de zitting van 30 maart 2023 meer verweren zijn gevoerd dan die in de uitspraak van de rechtbank zijn vermeld, en ook niet controleren of de rechtbank – voor zover zij daartoe gehouden was – in voldoende mate heeft gerespondeerd op wat op die zitting door de raadsman bij het voeren van verweer naar voren is gebracht. Het cassatiemiddel slaagt daarom.

3.Beoordeling van de overige cassatiemiddelen

Gelet op de beslissing die hierna volgt, is bespreking van het tweede en het derde cassatiemiddel niet nodig.

4.Beslissing

De Hoge Raad:
- vernietigt de uitspraak van de rechtbank;
- beveelt dat de opgeëiste persoon zal worden opgeroepen te verschijnen op de zitting van de Hoge Raad van maandag 2 juni 2025 om 13.30 uur om te worden gehoord over het verzoek tot zijn uitlevering.
Dit arrest is gewezen door de vice-president V. van den Brink als voorzitter, en de raadsheren T. Kooijmans en F. Posthumus, in bijzijn van de waarnemend griffier H.J.S. Kea, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
22 april 2025.