ECLI:NL:HR:2025:659

Hoge Raad

Datum uitspraak
20 mei 2025
Publicatiedatum
23 april 2025
Zaaknummer
23/03027
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Culpoze brandstichting met gemeen gevaar voor goederen en levensgevaar voor personen door in woning open vuur in aanraking te brengen met bankstel en/of stoel

In deze zaak gaat het om een cassatie tegen een arrest van het gerechtshof 's-Hertogenbosch, waarin de verdachte werd vrijgesproken van opzettelijke brandstichting. De Hoge Raad behandelt de vraag of de vaststellingen van het hof over de oorzaak van de brand voldoende zijn om de schuld van de verdachte te onderbouwen. De brand vond plaats op 27 februari 2022 in de woning van de verdachte, waar hij alleen aanwezig was. De brand ontstond in de zithoek, waar een Zippo-aansteker en een leeg blikje aanstekervloeistof werden aangetroffen. Het hof oordeelde dat de verdachte aanmerkelijk onvoorzichtig had gehandeld door open vuur in de nabijheid van brandbare materialen te brengen, maar de Hoge Raad oordeelt dat het hof niet voldoende heeft gemotiveerd hoe de verdachte precies schuld heeft aan de brand. De Hoge Raad vernietigt de uitspraak van het hof, maar verwerpt het beroep voor het overige en wijst de zaak terug naar het gerechtshof voor herbehandeling.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
STRAFKAMER
Nummer23/03027
Datum20 mei 2025
ARREST
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het gerechtshof 's-Hertogenbosch van 27 juli 2023, nummer 20-002484-22, in de strafzaak
tegen
[verdachte] ,
geboren in [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1993,
hierna: de verdachte.

1.Procesverloop in cassatie

Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft de advocaat S.W.M. Stevens bij schriftuur een cassatiemiddel voorgesteld.
De advocaat-generaal D.J.M.W. Paridaens heeft geconcludeerd tot vernietiging van de uitspraak van het hof en tot terugwijzing van de zaak naar het gerechtshof ’sHertogenbosch, opdat de zaak opnieuw wordt berecht en afgedaan.

2.Beoordeling van het cassatiemiddel

2.1
Het cassatiemiddel klaagt dat de bewezenverklaarde ‘schuld’ als bedoeld in artikel 158 van het Wetboek van Strafrecht (hierna: Sr) van de verdachte aan het ontstaan van de brand, ontoereikend is gemotiveerd, omdat het hof geen gedragingen van de verdachte heeft vastgesteld waarop dit oordeel kan worden gegrond en het hof niet is ingegaan op het verweer dat de brand is ontstaan doordat de verdachte in slaap is gevallen toen hij een sigaret rookte.
2.2.1
Het hof heeft overeenkomstig wat subsidiair is tenlastegelegd, ten laste van de verdachte bewezenverklaard dat:
“hij op 27 februari 2022 te [plaats] , aanmerkelijk onvoorzichtig en/of onoplettend en/of onachtzaam in een woning (gelegen aan de [a-straat 1] , onderdeel uitmakend van een appartementencomplex), open vuur in aanraking heeft gebracht met een bankstel en/of een stoel, in voornoemde woning, ten gevolge waarvan het aan zijn schuld te wijten is geweest, dat voornoemd(e) bankstel en/of stoel en een deel van het interieur van voornoemde woning, gedeeltelijk zijn verbrand, en daardoor gemeen gevaar voor voornoemde woning en voor goederen in voornoemde woning en voor belendende woningen en voor goederen in die belendende woningen en levensgevaar voor een of meer zich in de belendende woningen bevindende personen, ontstond.”
2.2.2
Deze bewezenverklaring steunt op de volgende bewijsmiddelen:
“1. Een proces-verbaal van verhoor getuige d.d. 28 februari 2022, dossierpagina's 93-94, voor zover inhoudende als verklaring van [getuige] :
Ik weet dat u mij als getuige hoort over de brandstichting die in de nacht van zondag 27 februari 2022 op maandag 28 februari 2022 plaatsvond in de woning op de [a-straat ] te [plaats] . Op zondag 27 februari 2022 was ik alleen thuis in de woning. Omstreeks 23.45 uur hoorde ik een harde klap in mijn tuin. Ik woon beneden. Ik liep mijn tuin in. Ik zag boven mij een grote vuurzee. Ik zag glas en nog meer troep in mijn tuin liggen. Ik zag dat het op de tweede verdieping in brand stond. Ik belde 112. Ik heb de buren van [nummer] uit bed gehaald. De buren waren met twee personen thuis. Buiten schreeuwde ik: “Brand brand” zodat iedereen het kon horen.
2. Een proces-verbaal van bevindingen d.d. 28 februari 2022, dossierpagina 10-11, voor zover inhoudende als relaas van verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] :
(...)
Op maandag 28 februari 2022, kregen wij van de meldkamer van Oost-Brabant, de melding om te gaan naar een appartementencomplex gelegen aan de [a-straat ] in [plaats] . Daar zou een brand in een van de appartementen woeden. De brand was uitslaand.
Ter plaatse zagen wij een zwarte rookontwikkeling op de galerij van de tweede verdieping. Wij schenen met onze zaklamp in de richting van de tweede verdieping. Wij zagen een voordeur openstaan. Wij hoorden een harde knal komen uit de richting van het appartement. Wij zagen dat het huisnummer van het appartement [nummer] was. Wij zagen een licht getinte man zonder kleding naast de voordeur staan. Wij riepen richting deze man. Wij zagen dat de man verward voor zich uit keek. Wij riepen meerdere malen in de richting van de man dat hij het appartementencomplex moest verlaten.
Wij zagen dat de man zijn beide handen in de lucht hield. Wij zagen dat de man de brandende woning inliep. Wij zagen dat de man de brandende woning weer verliet. Wij zagen vervolgens dat de man wederom de brandende woning inliep en het vervolgens weer verliet.
Wij zagen een vrouw en hoorden haar zeggen dat zij de buurvrouw van de man is. Wij hoorden haar zeggen dat de man woonachtig is op de [a-straat 1] in [plaats] . Wij hoorden de buurvrouw zeggen dat de man [verdachte] heet.
3. Een proces-verbaal van aangifte d.d. 8 maart 2022, dossierpagina's 17 – 18, voor zover inhoudende als verklaring van [aangever] :
Ik doe aangifte van brandstichting namens [benadeelde] gevestigd [b-straat 1] te [plaats] . Ik ben werkzaam bij [benadeelde] en in die hoedanigheid bevoegd tot het doen van aangifte.
Het appartement gelegen aan de [a-straat 1] te [plaats] is eigendom van [benadeelde] . Deze woning wordt sinds 5 juli 2021 verhuurd aan [verdachte] .
(...)
4. Een proces-verbaal van bevindingen d.d. 1 maart 2022, dossierpagina’s 19-21, voor zover inhoudende als relaas van [verbalisant 3] :
(pagina 19)
Op woensdag 28 februari 2022 bevond ik mij, verbalisant, in de woning aan de [a-straat 1] te [plaats] .
In de woning vond een inbeslagname plaats van sporendragers die inzicht zouden geven in de oorzaak van de woningbrand.
(pagina 20)
Tijdens dit brandonderzoek werden wij er op geattendeerd dat in de hoek waar de bank had gestaan een Zippo-aansteker en een flesje aanstekerbenzine verbrand was aangetroffen.
5. Een proces-verbaal van forensisch onderzoek d.d. 1 maart 2022 met bijlagen, dossierpagina's 23-87, voor zover inhoudende als relaas van verbalisanten [verbalisant 4] en [verbalisant 5] :
Op maandag 28 februari 2022 om 12:15 uur kwamen wij, verbalisanten, naar aanleiding van een vermoedelijke brandstichting, voor forensisch onderzoek aan op de locatie [a-straat 1] [plaats] .
(pagina 24)
Betreffende woning maakte deel uit van een appartementencomplex en was gelegen op de tweede woonlaag.
(pagina 25)
Omschrijving brandbeeld galerij tweede verdieping ter hoogte van de woning [a-straat 1] te [plaats]
Tijdens ons forensisch onderzoek ter hoogte van de voordeur van de woning [a-straat 1] te [plaats] zagen wij, verbalisanten, dat het plafond van de galerij door de inwerking van de zwarte rookgassen beroet was. Tevens zagen wij, verbalisanten, dat de ramen, ter hoogte van de balustrade van de galerij, door de inwerking van de rookgassen voor de helft beroet (bovenste gedeelte) waren.
(...)
Verder zagen wij, verbalisanten, dat het bovenste gedeelte van het kozijn van deze voordeur, het bovenste gedeelte van deze voordeur en het raam/raamkozijn boven de voordeur, door de inwerking van de zwarte rookgassen beroet waren.
(...)
Omschrijving brandbeeld in de centrale hal van de woning
Tijdens ons forensisch brandonderzoek in de centrale hal van de woning zagen wij, verbalisanten, dat de vloer, de muren, het plafond, de trap naar de eerste verdieping en de aanwezige goederen in deze centrale hal bedekt waren met een roetlaag.
Omschrijving brandbeeld in de badkamer/toilet van de woning
Tijdens ons forensisch brandonderzoek in de badkamer en het toilet zagen wij, verbalisanten, dat deze ruimte bedekt was met een roetlaag.
(pagina 26)
Omschrijving brandbeeld op de eerste verdieping van deze woning
Op de eerste verdieping waren de overloop, een washok en twee slaapkamers gesitueerd. Tijdens ons forensisch brandonderzoek op de eerste verdieping van deze woning zagen wij, verbalisanten, dat de vloer, de muren, het plafond, de trap naar de eerste verdieping en de aanwezige goederen in deze overloop bedekt waren met een roetlaag.
(...)
Gezien vanaf de trap naar de eerste verdieping was rechts een deur gesitueerd die toegang gaf tot het washok. Tijdens ons forensisch brandonderzoek in het washok zagen wij, verbalisanten, dat de vloer, de muren, het plafond en de aanwezige goederen in deze overloop bedekt waren met een roetlaag.
(...)
Vervolgens zagen wij, verbalisanten, dat de vloer, de muren, het plafond, het tweepersoonsbed en de aanwezige goederen in deze slaapkamer bedekt waren met een roetlaag.
(...)
Omschrijving brandbeeld en forensisch onderzoek in de woonkamer/keuken van de woning
Brandbeeld woonkamerdeur
Tijdens ons forensisch brandonderzoek zagen wij, verbalisanten, dat de deur van de woonkamer vanaf de klink naar linksboven het scharnier (gezien vanaf de woonkamer en kijkend naar de woonkamerdeur) weggebrand was door de inwerking van de hitte van de rookgassen in deze woonkamer.
Brandbeeld eetkamergedeelte
Gezien vanaf de woonkamerdeur zagen wij, verbalisanten, tegen de linkermuur van de woonkamer een beroete eetkamertafel en vier beroete eetkamerstoelen. De aanwezige goederen op deze eetkamertafel waren door de inwerking van de hitte van de rookgassen beschadigd, beroet en gesmolten.
Brandbeeld zithoek
Gezien vanaf de woonkamerdeur en kijkend naar de buitengevel van de woning zagen wij, verbalisanten, links een balkon en aan de rechterzijde de door het vuur aangetaste zithoek van de woonkamer. Tussen de brandresten van de zithoek zagen wij, verbalisanten, twee afzonderlijke spiralen die vermoedelijk afkomstig waren van een zitbank en een zitfauteuil. (...) De stuclaag van de binnenmuur en de rechtermuur ter hoogte van de door het vuur aangetaste televisie, waren door de inwerking van de hitte van het vuur niet meer aanwezig. Het plafond ter hoogte van deze zithoek was door de inwerking van de hitte van het vuur beschadigd en schoongebrand.
Brandbeeld keuken
Gezien vanaf de zithoek en kijkend naar de woonkamerdeur was links van deze deur de keuken gesitueerd. Door de inwerking van de hitte van de rookgassen was deze keuken beschadigd. Tevens zagen wij verbalisanten dat de keukenkastjes opstonden. Verder zagen wij, verbalisanten, dat de deur van de koelkast opstond en gedeeltelijk gesmolten was.
(...)
Brandbeeld balkon en raamkozijn
Tijdens het forensisch brandonderzoek aan/op het balkon en aan het raamkozijn in de buitengevel van de woonkamer zagen wij, verbalisanten, het volgende brandbeeld:
- het raamkozijn en de ruit in de buitengevel van de woonkamer waren door de inwerking van het vuur niet meer aanwezig;
- het raamkozijn ter hoogte van het eetgedeelte van de woonkamer was door de inwerking van de hitte van de rookgassen ingebrand. Tevens waren de ramen in het kozijn niet meer aanwezig. De kunststof panelen uit deze kozijnen lagen op de vloer ter hoogte van dit kozijn;
- het kozijn, zijde waar de zitbank had gestaan, was door de inwerking van het vuur niet meer aanwezig. Tevens zagen wij dat het plafond ter hoogte van dit kozijn door de inwerking van de hitte van het vuur schoongebrand was.
Forensisch brandonderzoek zitgedeelte van de woonkamer
Onderzoek naar brand versnellende middelen.
(...)
Tijdens dit onderzoek werden door ons, verbalisanten, onderdelen van een bank/fauteuil en de volgende door het vuur aangetaste goederen aangetroffen:
- een ZIPPO aansteker;
- een sigarettendoosje;
- een leeg blikje vloeistof om een ZIPPO aansteker te vullen.
(pagina 28)
Interpretatie van bevindingen
Samenvatting brandonderzoek
Naar aanleiding van door ons, verbalisanten, ingesteld forensisch technisch sporenonderzoek, de daarbij gedane waarnemingen en de verkregen informatie kan door ons worden gesteld dat:
(...)
- de medewerkers van de brandweer tijdens het betreden van de woning een brandhaard in de woonkamer van de genoemde woning hadden aangetroffen;
- een elektrische dan wel technische oorzaak door ons kon worden uitgesloten;
(...)
Gemeen gevaar
De woning waar de brand was ontstaan betrof een appartement op de tweede woonlaag van een appartementencomplex. Gezien de ligging en bouwconstructie van deze woning was een doorslag van de brand naar de omliggende woningen mogelijk geweest indien de brandweer de brand niet tijdig had kunnen blussen. Ten tijde van de brand op maandag 28 januari 2022 omstreeks 00:10 uur waren in meerdere appartementen van het appartementencomplex bewoners aanwezig. Volgens ons was er door deze brand een gemeen gevaar voor goederen en levensgevaar voor personen te duchten.
6. Een aanvullend proces-verbaal van bevindingen d.d. 21 maart 2022, dossierpagina’s 89-90, voor zover inhoudende als relaas van verbalisanten [verbalisant 4] en [verbalisant 5] :
Op maandag 14 maart 2022 ontving ik, [verbalisant 4] , van [Officier van Justitie] , een mail met daarin vragen naar aanleiding van de aangeleverde processtukken omtrent het forensisch brandonderzoek in de woning [a-straat 1] te [plaats] op maandag 28 februari 2022.
In de aangeleverde processtukken (hof: zie bewijsmiddel 4) stond de volgende zin: “De medewerkers van de brandweer tijdens het betreden van de woning een brandhaard in de woonkamer van de genoemde woning hadden aangetroffen”.
Naar aanleiding van deze zin had [Officier van Justitie] de volgende vragen:
1) Is dit de locatie van ontstaan van de brand?
2) Waaruit blijkt dit dan?
3) Moet ik uit omcirkeling van foto’s 58/61 afleiden dat dit dan de brandhaard was?
Hier was grootste hitte-inwerking?
Door mij, [verbalisant 4] , werden de vragen van de Officier van Justitie, in overleg met [verbalisant 5] , als volgt beantwoord:
1) Is dit de locatie van ontstaan van de brand?
Antwoord:
De brandweer zag bij het betreden van de woonkamer een brandhaard. Binnen dit gebied was de brand ontstaan.
2) Waaruit blijkt dit dan?
Deze informatie kregen wij van de brandonderzoeker van de brandweer (TBO) die tijdens het onderzoek aanwezig was.
3) Moet ik uit omcirkeling van foto’s 58/61 (het hof begrijpt: dossierpagina’s 69 en 71) afleiden dat dit dan de brandhaard was?
Hier was grootste hitte-inwerking?
Antwoord:
Ja, dit is het gebied van de brandhaard. Hier was de hittewerking het grootst.
7. Een schriftelijk bescheid inhoudende een brandonderzoek van de Brandweer Brabant-Zuidoost d.d. 28 februari 2022, dossierpagina’s 90A-90F, voor zover inhoudende:
(dossierpagina 90A)
Datum incident : 28 februari 2022
Adres/plaats : [a-straat 1] te [plaats]
Aard melding : woningbrand
(dossierpagina 90B)
Gebouwenkenmerk : woonfunctie
Aantal bouwlagen : drie
(dossierpagina 90C)
De woonkamer van het appartement waarin de brand woedde was minimaal gemeubileerd (keukentafel met 4 stoelen, een ‘zithoek’ met tweezitsbank en een stoel, televisie aan de muur en een keukenblok). Bij aankomst van de brandweer was de brand uitslaand aan de achterzijde. Het zwaartepunt van de brand bevond zich in de ‘zithoek’. In de gehele woning (inclusief trapopgang en bovenverdieping met twee slaapkamers) was sprake van ernstige roetaanslag. In de zithoek was stucwerk van de muur en een schoonbrandpatroon zichtbaar op het plafond. Warme rookgassen hebben voor het grootste deel via een kapot gesprongen raam de woning verlaten. Toch waren er secundaire brandpatronen zichtbaar in de keuken. De rooklaag bevond zich vanaf ongeveer 1 meter boven de vloer (aftekening op muren en keukenkastjes).
De galerij van het woongebouw was i.v.m. geluidsoverlast van het naastgelegen spoor afgeschermd met een glaswand. Hierdoor kon de rook vanuit de woning zich makkelijk over de galerij verspreiden en was het nodig de gehele verdieping van de brand te ontruimen. Enkele deuren zijn hiervoor door de brandweer geforceerd. Onderliggende verdieping is door de politie ontruimd.
(dossierpagina 90D)
Bijzonderheden: In de omgeving van de zithoek werd een open flesje Zippo aanstekerbenzine aangetroffen.
(pagina 90)
Plaats van ontstaan
Meest waarschijnlijk in of nabij een bank of stoel in de zithoek.
Hypothese 1 (meest waarschijnlijk) (mogelijke) oorzaak brand
Aangezien zich in de nabijheid van plaats van ontstaan geen elektrische apparatuur of verlichtingsarmaturen bevonden (anders dan een televisie die zich op ongeveer 1,50 meter hoogte aan de muur bevestigd was) kan een technische oorzaak uitgesloten worden. De keuken bevond zich te ver van de plaats van ontstaan waardoor koken/bakken eveneens uitgesloten kan worden. De meest waarschijnlijke oorzaak is menselijk handelen waardoor -al dan niet opzettelijk- de bank en/of stoel in brand geraakt is.
8. Een proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 1 maart 2022, dossierpagina’s 127-134, voor zover inhoudende als verklaring van de verdachte:
(pagina 131)
V: Op maandag 28 februari 2022 omstreeks 00.09 uur kwam er een melding van een uitslaande brand aan de [a-straat 1] in [plaats] .
(pagina 132)
V: Waren andere personen bij jou in je appartement (het hof begrijpt: in de nacht van zondag 27 februari 2022 op maandag 28 februari 2022)?
A: nee.
(...)
V: Tijdens onderzoek van de politie in jouw appartement is een Zippo-aansteker en een soort blik met zippo vloeistof gevonden nabij jouw bankstel. Wanneer heb je die voor het laatst gebruikt?
A: Ja gisteren om een sigaret aan te steken.
V: Je bedoelt zondagavond, het is vandaag dinsdag.
A: Ja.
9. Een proces-verbaal van de in het openbaar gehouden terechtzitting van het gerechtshof ’sHertogenbosch van 13 juli 2023, inhoudende als verklaring van de verdachte ter terechtzitting:
Tijdens de voetbalwedstijd die ik op 27 februari 2022 in mijn woning keek heb ik een sigaret gerookt. Ik zat of lag toen op de bank.
10. Eigen waarneming van het gerechtshof, inhoudende:
Het hof neemt op de foto’s 58 tot en met 61 op pagina’s 69 tot en met 71 van het einddossier een spiraalvormig object waar in een hoek van de woning.
Op de foto’s neemt het hof een grote hoeveelheid aan verbrande resten waar.”
2.2.3
Het hof heeft verder overwogen:
“De raadsman van de verdachte heeft integrale vrijspraak bepleit. Aan dat verweer is ten grondslag gelegd dat niet zonder meer kan worden gezegd dat de verdachte de gevolgen van zijn handelen had kunnen en moeten overzien alsmede dat het niet uitgesloten is dat er sprake was van een ongeluk, hetgeen met zich brengt dat niet kan worden gezegd dat het handelen van verdachte kan worden gezien als grovelijk en/of aanmerkelijk onachtzaam en/of onvoorzichtig en/of onoplettend. Aangevoerd is tevens dat niet uit het dossier valt af te leiden dat verdachte open vuur in aanraking heeft gebracht met aanstekervloeistof. Tot slot is aangevoerd dat uit technisch onderzoek evenmin is komen vast te staan dat de aanstekervloeistof een bijdrage heeft geleverd aan de brand. Het voorgaande zou volgens de raadsman tot vrijspraak moeten leiden.
Het hof overweegt als volgt.
Het hof stelt voorop dat onder schuld als delictsbestanddeel volgens vaste jurisprudentie van de Hoge Raad wordt verstaan een min of meer grove of aanmerkelijke schuld. Of sprake is van schuld in strafrechtelijke zin, wordt bepaald door de manier waarop die schuld in de tenlastelegging nader is geconcretiseerd en is voorts afhankelijk van het geheel van gedragingen van de verdachte, de aard en de ernst daarvan en de overige omstandigheden van het geval. Uit de ernst van de gevolgen van de gedragingen kan niet reeds worden afgeleid dat sprake is van schuld in vorenbedoelde zin. Wel kan het zo zijn dat in situaties met mogelijkerwijs ernstige gevolgen een hogere graad van zorgvuldigheid verlangd wordt dan bij min of meer onschuldige gedragingen en situaties.
Voor een bewezenverklaring van het bestanddeel “schuld” in de onderhavige zaak acht het hof in het bijzonder de volgende feiten en omstandigheden redengevend.
Op 28 februari 2022 woedde in de woning van de verdachte, gelegen aan de [a-straat 1] in [plaats] , omstreeks 00.09 uur een uitslaande brand. De woning maakte deel uit van een appartementencomplex met drie woonlagen. De politie heeft de verdachte – die toentertijd in dat appartement woonde – naakt en in verwarde toestand aangetroffen voor de brandende woning. Toen de politie de verdachte aanriep, is de verdachte de brandende woning terug ingelopen.
Uit het forensische onderzoek naar aanleiding van de brand volgt dat de brandhaard ter plaatse van de zithoek in de woonkamer was. Daar heeft de brand het meest intensief gewoed en werden vrijwel volledig verbrande restanten van een bank en stoel aangetroffen alsmede een Zippo-aansteker, een (leeg) sigarettendoosje en een geopend en leeg blikje vloeistof om een Zippo-aansteker te vullen. De wijze van het ontstaan van de brand kon niet worden achterhaald, doch kon een elektrische dan wel technische oorzaak worden uitgesloten. Omdat de brandhaard zich in de zithoek bevond, is geconcludeerd dat het meest waarschijnlijk is dat de brand in of nabij de bank of de stoel in de zithoek is ontstaan. Geconcludeerd is ook dat de meest waarschijnlijke oorzaak menselijk handelen is waardoor – al dan niet opzettelijk – de bank en/of de stoel in brand geraakt is.
Uit het onderzoek van de brandweer blijkt verder dat de woning waar de brand is ontstaan een appartement op de tweede woonlaag van een appartementencomplex was. Gezien de ligging en bouwconstructie van deze woning was – volgens het forensische onderzoek – een doorslag van de brand naar de omliggende woningen mogelijk als de brandweer de brand niet tijdig had kunnen blussen. Dat heeft geresulteerd in gevaar voor goederen en – nu ten tijde van de brand op maandag 28 januari 2022 omstreeks 00:09 uur in meerdere appartementen van het appartementencomplex bewoners aanwezig waren – ook in levensgevaar voor personen.
De verdachte heeft in het vooronderzoek noch tijdens het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg en in hoger beroep, inzicht kunnen of willen geven in de precieze toedracht van de brand.
Het hof stelt op basis van voornoemde feiten en omstandigheden vast dat de oorzaak van de brand menselijk handelen is geweest. De enige persoon die in de woning is geweest die avond en nacht is de verdachte. Naar eigen zeggen is zijn laatste herinnering, voordat hij de volgende dag in het ziekenhuis weer bij zinnen kwam, dat hij op de bank in de woonkamer een voetbalwedstrijd aan het kijken was en daarbij een sigaret heeft gerookt. Er is een geopend blikje brandbare vloeistof aangetroffen en dat blikje was leeg.
Onder deze omstandigheden is het hof van oordeel dat het niet anders kan zijn dan dat er gedurende die avond/nacht door de verdachte minstgenomen aanmerkelijk onvoorzichtig en/of onoplettend en/of onachtzaam is gehandeld door open vuur in aanraking te brengen met het bankstel en/of de stoel, waardoor er brand is ontstaan in de woning.
Gelet op de bevindingen omtrent de ligging van het appartement alsmede de aard en intensiteit van de brand die in verdachtes woning heeft gewoed, is het hof van oordeel dat er sprake was van gevaar voor goederen alsmede levensgevaar voor een ander of anderen.
Mitsdien acht het hof bewezen dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de subsidiair tenlastegelegde culpoze brandstichting. De andersluidende verweren van de verdediging worden verworpen.”
2.2.4
Volgens het proces-verbaal van de terechtzitting in hoger beroep heeft de raadsman daar aangevoerd:
“De tweede vraag is of er sprake is van culpa, dat vraag ik mij af. (...)
De conclusie van het technische onderzoek is dat niet is komen vast te staan of de aanstekervloeistof een rol had bij de brand. Is het niet zo dat de brand gewoon een ongeluk is geweest, welk ongeluk buiten culpoze brandstichting valt als bedoeld in het Wetboek van Strafrecht. Op basis van het dossier kan niet worden gezegd dat het handelen van de verdachte kan worden gezien als aanmerkelijk onachtzaam en/of aanmerkelijk onoplettend, laat staan grovelijk, handelen. Ik denk dat het dossier volstrekt onvoldoende aanwijzingen bevat voor die conclusie. De gevolgen zijn vervelend. Het levensgevaar zie ik ook wel, maar het is de vraag of een en ander de schuld is van cliënt. Op basis van het dossier, met name gelet op de verklaring van de verdachte, denk ik van niet.
Een vergelijkbare casus is afkomstig van het Hof Arnhem Leeuwarden. (ECLI:NL:GHARL:2013:7676). Daar had de verdachte meer handelingen verricht dan [verdachte] in deze zaak. Ook de Schipholbrand is zo een zaak (ECLI:NL:GHDHA:2013:2763).
Cliënt is in slaap gevallen. Bij de zaak die leidde tot ECLI:NL:GHDHA:2013:2763 werd er iets actief gedaan maar was geen sprake van opzettelijke brandstichting. In dat licht bezien is dat in deze zaak dan ook niet het geval. Ik nodig U uit daarover net zo te denken. Ten aanzien van het subsidiair tenlastegelegde bepleit ik tevens vrijspraak.”
2.3
De tenlastelegging is toegesneden op artikel 158 Sr. Daarom moet worden aangenomen dat het in de tenlastelegging en de bewezenverklaring voorkomende begrip ‘schuld’ is gebruikt in de betekenis die dat begrip heeft in die bepaling.
2.4
Artikel 158 Sr luidt:
“Hij aan wiens schuld brand, ontploffing of overstroming te wijten is, wordt gestraft:
1°. met gevangenisstraf van ten hoogste zes maanden of geldboete van de vierde categorie, indien daardoor gemeen gevaar voor goederen ontstaat;
2°. met gevangenisstraf van ten hoogste een jaar of geldboete van de vierde categorie, indien daardoor levensgevaar of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander ontstaat;
3°. met gevangenisstraf van ten hoogste twee jaren of geldboete van de vierde categorie, indien het feit iemands dood ten gevolge heeft.”
2.5
In het algemeen geldt dat onder ‘schuld’ als delictsbestanddeel een grove of aanmerkelijke schuld wordt verstaan die bestaat in verwijtbare aanmerkelijke onvoorzichtigheid. Of daarvan sprake is, wordt bepaald door de manier waarop die schuld in de tenlastelegging nader is geconcretiseerd, en is verder afhankelijk van het geheel van de gedragingen van de verdachte, de aard en de ernst daarvan en de overige omstandigheden van het geval. Het komt er daarbij op aan of de verdachte tekortschoot in vergelijking met een gemiddelde andere persoon in vergelijkbare omstandigheden en met een vergelijkbare hoedanigheid. Daarbij geldt dat niet al uit de ernst van de gevolgen kan worden afgeleid dat sprake is van schuld in de hier bedoelde zin. (Vgl. HR 15 oktober 2024, ECLI:NL:HR:2024:1398, rechtsoverweging 2.6.1 en 2.6.2.)
2.6
Het hof heeft het volgende vastgesteld. In de woning van de verdachte, waar alleen hij aanwezig was, is in de nacht van 27 februari 2022 op 28 februari 2022 brand ontstaan. Uit het forensisch onderzoek volgt dat het meest waarschijnlijk is dat de brand is ontstaan in of nabij de bank of stoel in de zithoek waar zijn aangetroffen: vrijwel volledig verbrande restanten van een bank en een stoel, een Zippo-aansteker, een (leeg) sigarettendoosje en een geopend en leeg blikje vloeistof om een Zippo-aansteker te vullen. De wijze van ontstaan van de brand is niet achterhaald. Een elektrische of technische oorzaak voor de brand kon worden uitgesloten. De meest waarschijnlijke oorzaak van de brand is menselijk handelen waardoor de bank en/of de stoel in brand is geraakt. De verdachte heeft geen inzicht gegeven in de precieze toedracht van de brand; zijn laatste herinnering is dat hij op de bank in de woonkamer bij het kijken van een voetbalwedstrijd een sigaret heeft gerookt.
Op grond hiervan heeft het hof geoordeeld “dat het niet anders kan zijn dan dat er gedurende die avond/nacht door de verdachte minstgenomen aanmerkelijk onvoorzichtig en/of onoplettend en/of onachtzaam is gehandeld door open vuur in aanraking te brengen met het bankstel en/of de stoel, waardoor er brand is ontstaan in de woning”, en heeft het bewezen geacht dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan culpoze brandstichting.
2.7
De vaststellingen van het hof houden niet in door welke gedraging van de verdachte open vuur in aanraking is gekomen met het bankstel en/of de stoel. Het oordeel van het hof dat de brand – wegens verwijtbare aanmerkelijke onvoorzichtigheid – aan de schuld van de verdachte te wijten is, zoals bedoeld in artikel 158 Sr, is, gelet op wat de verdediging heeft aangevoerd, niet toereikend gemotiveerd. Daarbij heeft de Hoge Raad mede in aanmerking genomen dat het hof onder meer de – door de verdediging blijkens het proces-verbaal van de terechtzitting in hoger beroep naar voren gebrachte – mogelijkheid open heeft gelaten dat de brand is ontstaan doordat de verdachte met een brandende sigaret in slaap is gevallen.
2.8
Het cassatiemiddel slaagt.

3.Beslissing

De Hoge Raad:
- vernietigt de uitspraak van het hof, maar uitsluitend wat betreft de beslissingen over het subsidiair tenlastegelegde en de strafoplegging;
- wijst de zaak terug naar het gerechtshof ’s-Hertogenbosch, opdat de zaak ten aanzien daarvan opnieuw wordt berecht en afgedaan;
- verwerpt het beroep voor het overige.
Dit arrest is gewezen door de vice-president V. van den Brink als voorzitter, en de raadsheren Y. Buruma en R. Kuiper, in bijzijn van de waarnemend griffier H.J.S. Kea, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
20 mei 2025.