ECLI:NL:HR:2025:704
Hoge Raad
- Artikel 80a RO-zaken
- Rechtspraak.nl
Cassatieberoep tegen uitspraak Centrale Raad van Beroep inzake Algemene Ouderdomswet
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 2 mei 2025 uitspraak gedaan in het cassatieberoep van [X] tegen de Raad van Bestuur van de Sociale Verzekeringsbank. Het beroep was gericht tegen de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep van 27 februari 2025, nr. 23/2242 AOW, die op zijn beurt weer voortvloeide uit een uitspraak van de Rechtbank Limburg (nr. 22/486) betreffende een besluit van de Sociale Verzekeringsbank ingevolge de Algemene Ouderdomswet. De Hoge Raad heeft de ontvankelijkheid van het cassatieberoep beoordeeld en geconcludeerd dat de klachten over de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep niet kunnen slagen. Daarom heeft de Hoge Raad besloten het beroep in cassatie niet-ontvankelijk te verklaren, gebruikmakend van artikel 80a van de Wet op de rechterlijke organisatie. Tevens heeft de Hoge Raad geen aanleiding gezien voor een veroordeling in de proceskosten. Het arrest is uitgesproken door vice-president J.A.R. van Eijsden, samen met de raadsheren M.T. Boerlage en A.E.H. van der Voort Maarschalk, in aanwezigheid van waarnemend griffier F. Treuren.