Uitspraak
1.Procesverloop
2.Uitgangspunten en feiten
3.Beoordeling van het middel
4.Beslissing
16 mei 2025.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 16 mei 2025 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure betreffende een verzoek om vervangende toestemming voor verhuizing met minderjarigen. De vrouw, die in 2017 met de man was getrouwd, had na de echtscheiding in 2021 verzocht om toestemming om met hun twee minderjarige kinderen te verhuizen naar een andere gemeente. De rechtbank had haar toestemming verleend om binnen een straal van dertig kilometer te verhuizen, maar het gerechtshof vernietigde deze beschikking en bepaalde dat de vrouw met de kinderen uiterlijk op 1 augustus 2024 moest terugverhuizen naar een adres binnen tien kilometer van de man. De vrouw ging in cassatie tegen deze beslissing, waarbij zij aanvoerde dat het hof in strijd met de tweeconclusieregel had gehandeld door de uitlatingen van de man tijdens de mondelinge behandeling te beschouwen als een wijziging van zijn verzoek zonder haar de gelegenheid te geven hierop te reageren. De Hoge Raad oordeelde dat het hof inderdaad had gehandeld in strijd met het beginsel van hoor en wederhoor, en vernietigde de beschikking van het hof. De zaak werd verwezen naar het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden voor verdere behandeling.