Uitspraak
1.Procesverloop in cassatie
2.Beoordeling van het eerste en het tweede cassatiemiddel
3.Beoordeling van het derde cassatiemiddel
4.Beslissing
20 mei 2025.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 20 mei 2025 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het gerechtshof Den Haag. De verdachte was veroordeeld voor voorbereidingshandelingen met betrekking tot de vervaardiging van heroïne en valsheid in geschrift, met een opgelegde gevangenisstraf van twee jaar en negen maanden. De advocaat-generaal had geconcludeerd tot vernietiging van de uitspraak, maar alleen wat betreft de duur van de gevangenisstraf. De Hoge Raad heeft de klachten over de uitspraak van het hof beoordeeld en geconcludeerd dat deze niet konden leiden tot vernietiging van de uitspraak, behalve wat betreft de strafoplegging.
De Hoge Raad heeft vastgesteld dat het hof de strafoplegging mede had gebaseerd op het Uittreksel Justitiële Documentatie van de verdachte, waaruit bleek dat hij eerder was veroordeeld voor strafbare feiten. Echter, de Hoge Raad oordeelde dat de strafoplegging ontoereikend was gemotiveerd, omdat de veroordelingen in het uittreksel niet onherroepelijk waren ten tijde van de uitspraak van het hof. De Hoge Raad heeft de uitspraak van het hof vernietigd, maar alleen wat betreft de strafoplegging, en de zaak terugverwezen naar het gerechtshof Den Haag voor herbeoordeling.
De Hoge Raad benadrukte dat bij de strafoplegging rekening gehouden kan worden met niet tenlastegelegde feiten, mits deze onherroepelijk zijn. In dit geval was dat niet het geval, waardoor de strafmotivering niet voldeed aan de eisen van de rechtspraak. De uitspraak van de Hoge Raad heeft belangrijke implicaties voor de wijze waarop eerdere veroordelingen in de strafmotivering kunnen worden betrokken.