ECLI:NL:HR:2025:827
Hoge Raad
- Cassatie
- Rechtspraak.nl
Toepassing van premiekorting bij opvolgende kwalificerende dienstbetrekking en bewijslastverdeling
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 13 juni 2025 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure die was aangespannen door de Staatssecretaris van Financiën tegen [X] B.V. De zaak betreft de toepassing van premiekorting voor oudere werknemers en arbeidsgehandicapte werknemers, zoals geregeld in de Wet financiering sociale verzekeringen (Wfsv). De belanghebbende, [X] B.V., had premiekorting toegepast voor werknemers die eerder al in dienst waren geweest, maar de Inspecteur was van mening dat de premiekorting niet correct was toegepast omdat de maximale premiekortingsperiode al was verstreken bij eerdere dienstbetrekkingen.
Het Gerechtshof Amsterdam had eerder geoordeeld dat de artikelen 47 en 49 van de Wfsv geen beperking stellen aan het aantal keren dat premiekorting kan worden toegepast voor dezelfde werknemer, mits aan de voorwaarden is voldaan. De Hoge Raad bevestigde dit oordeel en oordeelde dat de bewijslast niet op de belanghebbende rustte, maar op de Inspecteur. De Hoge Raad verklaarde het beroep in cassatie ongegrond en veroordeelde de Staatssecretaris in de proceskosten van de belanghebbende.
De uitspraak benadrukt de noodzaak van een zorgvuldige toepassing van premiekortingen en de rol van bewijslast in belastingzaken. De Hoge Raad heeft de uitleg van de Wfsv en de bijbehorende regelgeving bevestigd, wat van belang is voor werkgevers die gebruik willen maken van premiekortingen voor hun werknemers.