Uitspraak
1.Geding in cassatie
Belanghebbende, vertegenwoordigd door S.M. Bothof, heeft een verweerschrift ingediend. Zij heeft ook incidenteel beroep in cassatie ingesteld. Het geschrift waarbij incidenteel beroep in cassatie is ingesteld is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Staatssecretaris heeft naar aanleiding van dit verzoek een verweerschrift ingediend. Hij concludeert dat aan belanghebbende een vergoeding van de in cassatie gemaakte proceskosten toekomt.
Hiervan uitgaande en rekening houdend met de zogenoemde extra leeftijdskorting wegens het tijdsverloop tussen het doen van de aangifte en het belastbare feit, bedraagt de voor de registratie van de in het geding zijnde personenauto verschuldigde bpm € 7.938. Dit betekent dat de naheffingsaanslag moet worden verminderd tot € 6.957.
De Hoge Raad zal die vergoeding vaststellen met overeenkomstige toepassing van artikel 8:75 Awb en met inachtneming van het bepaalde in artikel 2, lid 1, letter a, van het Besluit proceskosten bestuursrecht en de bij het Besluit behorende bijlage (tekst 2025).