Uitspraak
1.Procesverloop in cassatie
2.Beoordeling van het cassatiemiddel
3.Ambtshalve beoordeling van de uitspraak van het hof
4.Beslissing
10 juni 2025.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 10 juni 2025 uitspraak gedaan in een cassatieberoep tegen een arrest van het gerechtshof 's-Hertogenbosch van 7 april 2023. De verdachte, geboren in 1996, was aangeklaagd voor het medeplegen van het opzettelijk aanwezig hebben van 57.361 gram hasj, in strijd met artikel 3 van de Opiumwet. De advocaat-generaal D.J.M.W. Paridaens had geconcludeerd tot vernietiging van de uitspraak van het hof, maar alleen wat betreft het aantal uren taakstraf en de duur van de vervangende hechtenis. De Hoge Raad heeft de klachten over de uitspraak van het hof beoordeeld en geconcludeerd dat deze niet kunnen leiden tot vernietiging van de uitspraak. De Hoge Raad heeft echter ambtshalve vastgesteld dat de redelijke termijn, zoals bedoeld in artikel 6 lid 1 van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens, is overschreden. Dit leidde tot een vermindering van de opgelegde taakstraf van 240 uren naar 228 uren, met een subsidiaire hechtenis van 114 dagen. De Hoge Raad heeft het beroep voor het overige verworpen.